ECLI:NL:RVS:2018:3972
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ontvankelijkheid van een dwangsomverzoek
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 12 december 2017. Het college van burgemeester en wethouders van Hulst had op 8 augustus 2016 een dwangsom van € 9.000,00 ingevorderd, welke door [appellant] als verbeurd werd beschouwd. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 17 maart 2017, heeft [appellant] beroep ingesteld bij de rechtbank, die dit beroep op 12 december 2017 eveneens ongegrond verklaarde. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 13 november 2018 ter zitting behandeld. Tijdens deze zitting is de vraag aan de orde gesteld of het hoger beroep ontvankelijk is. De Afdeling heeft vastgesteld dat het hoger beroepschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. De termijn voor het indienen van het hoger beroepschrift begon op 14 december 2017, en de laatste dag om dit in te dienen was 24 januari 2018. Het hoger beroepschrift is echter pas op 25 januari 2018 verzonden, wat betekent dat het te laat is ingediend.
De Afdeling heeft geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat [appellant] niet in verzuim is geweest. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, en is er geen inhoudelijke beoordeling van de aangevoerde gronden gedaan. De beslissing werd op 5 december 2018 openbaar uitgesproken, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.