ECLI:NL:RVS:2018:3971

Raad van State

Datum uitspraak
5 december 2018
Publicatiedatum
5 december 2018
Zaaknummer
201800300/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van het Team Legalisatie en Woonklimaat Stille Wille

Op 5 december 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door [appellant] tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De rechtbank had op 30 november 2017 het beroep van het Team Legalisatie en Woonklimaat Stille Wille (TLW) en 37 individuele personen niet-ontvankelijk verklaard, omdat het TLW volgens de rechtbank geen belanghebbende was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat het TLW niet voldeed aan de vereisten van een herkenbare entiteit in het rechtsverkeer, aangezien er geen bewijs was van een bestuur, statuten of andere regels die het functioneren van het team reguleerden.

In het hoger beroep betoogde [appellant] dat hij deel uitmaakte van het TLW en dat het verzoek om handhaving en de ingebrekestelling ook namens hem waren gedaan. De Raad van State oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was dat de ingebrekestelling namens [appellant] was ingediend. Zowel het verzoek om handhaving als de ingebrekestelling waren alleen gedaan namens het TLW. Hierdoor werd het hoger beroep van [appellant] voor zover gericht tegen de beslissing van de rechtbank op het beroep van het TLW niet-ontvankelijk verklaard.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank voor het overige, wat betekent dat de eerdere beslissing om het beroep van het TLW niet-ontvankelijk te verklaren, werd gehandhaafd. De Raad van State oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 december 2018.

Uitspraak

201800300/1/A1.
Datum uitspraak: 5 december 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 30 november 2017 in zaak nr. 17/1823 in het geding tussen:
het Team Legalisatie en Woonklimaat Stille Wille (hierna: het TLW)
en
de minister van Infrastructuur en Milieu (thans: de minister van Infrastructuur en Waterstaat).
Procesverloop
Bij brief van 7 april 2017 heeft het TLW de minister verzocht om handhavend op te treden ten aanzien van de overtredingen die plaatsvinden op het Bungalowpark de Stille Wille te Meijel.
Bij uitspraak van 30 november 2018 heeft de rechtbank het door het TLW en 37 individuele personen ingestelde beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 november 2018, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. E. Huisman en mr. M. Klink, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    [appellant] is een van de bewoners van Bungalowpark Stille Wille. [appellant] vreest voor zijn gezondheid en de gezondheid van de andere personen die verblijven op het Bungalowpark de Stille Wille vanwege de kwaliteit van het drinkwater. De problemen met het drinkwater die zijn geconstateerd, zijn in 2017 opgelost. In geschil is nog slechts of de minister tijdig op een verzoek om handhaving heeft beslist.
Aangevallen uitspraak
2.    De rechtbank heeft overwogen dat het TLW geen belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), omdat het TLW geen herkenbare entiteit in het rechtsverkeer is. Daarbij is volgens de rechtbank van belang dat niet is gebleken dat het TLW beschikt over een bestuur, statuten of een reglement, noch over andere geschreven of ongeschreven regels betreffende het functioneren van het team. Voorts is niet duidelijk of er een gezamenlijk doel is, hoe besluiten worden genomen, of hoe andere zaken worden geregeld, aldus de rechtbank. Omdat het TLW volgens de rechtbank geen belanghebbende is, heeft zij het beroep van het TLW niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft verder overwogen dat het beroep van [appellant] en 36 andere individuele personen niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, omdat het dossier geen ingebrekestelling bevat die door dan wel namens hen is gedaan. Gelet hierop en op de omstandigheid dat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat de individuele personen op de datum van ingebrekestelling door het TLW deel uitmaakten van het TLW, heeft zij het beroep van deze personen niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende
3.    In artikel 8:104, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb is bepaald dat een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep in kunnen stellen tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:66, eerste lid, van de Awb.
3.1.    [appellant] is bij de aangevallen uitspraak geen belanghebbende als bedoeld in artikel 8:104, eerste lid, van de Awb, voor zover daarbij niet zijn beroep, maar dat van TLW niet-ontvankelijk is verklaard. Het hoger beroep van [appellant], voor zover tegen die beslissing van de rechtbank gericht, is derhalve niet-ontvankelijk.
De ontvankelijkheid van [appellant] in beroep
4.    [appellant] betoogt dat de rechtbank het door hem ingestelde beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voert [appellant] aan dat hij ten tijde van het verzoek om handhaving van 7 april 2017 en ten tijde van de ingebrekestelling van 8 juni 2017 deel uitmaakte van het TLW. Hij verwijst daarbij naar een brief van 23 augustus 2016 en een bijbehorende bijlage. Verder voert hij aan dat de minister het TLW en de individuele leden van het TLW, waaronder [appellant], bij besluit van 29 november 2017 ontvankelijk heeft verklaard in het verzoek tot handhaving. Gelet hierop stelt [appellant] zich op het standpunt dat het verzoek tot handhaving en de ingebrekestelling ook namens hem zijn gedaan.
4.1.    Op grond van de overgelegde stukken kan niet worden vastgesteld dat de ingebrekestelling namens [appellant] is ingediend. Zowel het verzoek om handhaving van 7 april 2017 als de ingebrekestelling van 8 juni 2017 zijn alleen gedaan namens het TLW. Gelet hierop heeft de rechtbank het beroep van [appellant] terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het betoog faalt.
Conclusie
5.    Het hoger beroep is voor zover het is gericht tegen de beslissing op het beroep van het TLW niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond. De aangevallen uitspraak dient voor het overige te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing van de rechtbank op het beroep van het Team Legalisatie en Woonklimaat Stille Wille, niet-ontvankelijk;
II.    verklaart het hoger beroep voor het overige ongegrond;
III.    bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het overige, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, griffier.
w.g. Wortmann    w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 december 2018
457-884.