ECLI:NL:RVS:2018:3912

Raad van State

Datum uitspraak
29 november 2018
Publicatiedatum
29 november 2018
Zaaknummer
201808590/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor nieuwbouw woningen in Noordwijk

Op 14 juni 2018 verleende het college aan Aannemingscombinatie Leiderdorp B.V. (ACL) een omgevingsvergunning voor de bouw van 31 grondgebonden woningen in de wijk Boechorst te Noordwijk. Tegelijkertijd werd besloten geen exploitatieplan vast te stellen en de eerder verleende omgevingsvergunning van 18 april 2011 in te trekken. Tegen deze beslissing hebben verzoekers, [verzoeker a] en [verzoeker b], hoger beroep ingesteld na een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag op 3 oktober 2018, waarin hun beroep ongegrond werd verklaard. Zij verzochten de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij van mening zijn dat de omgevingsvergunning in strijd is met eerdere toezeggingen over de bebouwing op het perceel.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 november 2018 behandeld. Verzoekers stelden dat de bouwplannen in strijd zijn met afspraken die in 2006 en 2007 zijn gemaakt over de bouw van een U-vormig complex met 60 appartementen, wat hen uitzicht en privacy zou waarborgen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de afspraken meer dan tien jaar oud zijn en dat er geen reden is om aan te nemen dat de eerdere afspraken nog steeds van toepassing zijn. De belangen van ACL bij de omgevingsvergunning werden ook meegewogen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de opmerking dat de vergunninghouder op eigen risico gebruik maakt van de vergunning zolang deze niet in rechte onaantastbaar is. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201808590/2/A1.
Datum uitspraak: 29 november 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
[verzoeker a] en [verzoeker b], beiden wonend te Noordwijk,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 oktober 2018 in zaken nrs. 18/5154 en 18/5866 in het geding tussen:
[verzoeker a], [verzoeker b] en [partij]
en
het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk.
Procesverloop
Bij besluit van 14 juni 2018 heeft het college aan Aannemingscombinatie Leiderdorp B.V. (hierna: ACL) een omgevingsvergunning verleend voor de nieuwbouw van 31 grondgebonden woningen in het plandeel De Voorhof in de wijk Boechorst te Noordwijk (hierna: het perceel). Voorts heeft het besloten geen exploitatieplan vast te stellen en de op 18 april 2011 aan ACL verleende omgevingsvergunning in te trekken.
Bij uitspraak van 3 oktober 2018 heeft de rechtbank het door [verzoeker a], [verzoeker b] en [partij] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben onder meer [verzoeker a] en [verzoeker b] hoger beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee hoger beroep is ingesteld hebben [verzoeker a] en [verzoeker b] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college en ACL hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 november 2018, waar [verzoeker a] en [verzoeker b], bijgestaan door mr. R.C.V. Mans, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. R. Lever, advocaat te Leiden, en mr. K. Hobeijn, zijn verschenen. Voorts is ter zitting ACL, vertegenwoordigd door mr. J.R. van Angeren, advocaat te Amsterdam, [gemachtigde a] en [gemachtigde b], gehoord.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    De omgevingsvergunning voorziet in de bouw van 31 grondgebonden woningen in een carré-vorm op het perceel. [verzoeker a] en [verzoeker b] wonen in het appartementencomplex Residence Bronsgeest dat deels grenst aan het perceel en hebben vanuit hun woningen zicht op het perceel. Zij hebben verzocht om schorsing van de omgevingsvergunning, totdat in de hoofdzaak uitspraak is gedaan. Aan dit verzoek hebben zij ten grondslag gelegd dat het bouwplan in strijd is met aan hen gedane toezeggingen over hetgeen op het perceel zou worden gebouwd. Ter zitting is vastgesteld dat het verzoek om schorsing van de omgevingsvergunning alleen betrekking heeft op de zes woningen die volgens het bouwplan gerealiseerd zullen worden aan het Tamarijnslaantje.
3.    Het geschil spitst zich met name toe op de vraag of het college in redelijkheid een omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen voor het bouwplan dat voorziet in de bouw van de woningen in een carré-vorm. Volgens [verzoeker a] en [verzoeker b] is dat niet het geval. Zij voeren aan dat de Vereniging van Eigenaars van Residence Bronsgeest in de jaren 2006 en 2007 uitvoerig overleg heeft gevoerd met een wethouder van de gemeente, een Raadscommissie en ACL over hetgeen op het perceel zou worden gebouwd. Daarbij is afgesproken dat op het perceel een U-vormig complex met 60 appartementen zou worden gebouwd waarbij het open deel van de 'U' naar het appartementencomplex Residence Bronsgeest zou worden gericht. Tussen de beide poten van de 'U' zou een tuin worden gerealiseerd waarop de bewoners van Residence Bronsgeest zouden uitkijken. Op die manier werd voorkomen dat de bewoners van Residence Bronsgeest hun open uitzicht en privacy zouden kwijtraken. [verzoeker a] en [verzoeker b] wijzen er op dat in het op 24 februari 2010 vastgestelde bestemmingsplan "Boechorst" op de verbeelding ook een U-vormig bouwblok opgenomen en dat de bij besluit van 18 april 2011 aan ACL verleende en thans ingetrokken omgevingsvergunning voorzag in de bouw van 60 appartementen op het perceel in de overeengekomen U-vorm.
Volgens [verzoeker a] en [verzoeker b] staat het het college niet vrij om, in afwijking van de destijds gemaakte afspraken en zonder voorafgaand overleg met hen, een omgevingsvergunning te verlenen voor de bouw van woningen op het perceel in een carré-vorm.
4.    Hetgeen [verzoeker a] en [verzoeker b] in hoger beroep naar voren hebben gebracht met betrekking tot het vertrouwensbeginsel, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans uiteindelijk zal blijken dat geen omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen mocht worden verleend. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter onder meer dat de afspraken, wat daarvan ook zij, over de vorm van de bebouwing op het perceel meer dan tien jaar oud zijn en ACL niet in staat bleek de woningen in het vorige bouwplan te verkopen. Op voorhand bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat [verzoeker a] en [verzoeker b] er op mochten vertrouwen dat nimmer een omgevingsvergunning zou worden verleend voor de realisering van een ander bouwplan op het perceel. Ook hetgeen door hen voor het overige is aangevoerd, zal naar voorlopig oordeel niet leiden tot het oordeel dat de omgevingsvergunning niet mocht worden verleend.
5.    Gelet hierop en op de belangen van ACL bij de omgevingsvergunning, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. Daarbij wijst de voorzieningenrechter erop dat een houder van een verleende vergunning, zolang deze niet in rechte onaantastbaar is, op eigen risico daarvan gebruik maakt.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Duifhuizen, griffier.
w.g. Troostwijk    w.g. Duifhuizen
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 november 2018
724.