201705528/1/R1.
Datum uitspraak: 7 februari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Heerhugowaard,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 april 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1], [locatie 2] en Abel Tasman" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten], stichting Esdégé-Reigersdaal, en [belanghebbende A] en [belanghebbende B] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 december 2017, waar de raad, vertegenwoordigd door M. Waardenburg en J.A.T. Bruin, beiden werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts zijn Stichting Esdégé-Reigersdaal, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en [belanghebbenden als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het plan voorziet in een gebouwencomplex voor begeleid wonen onder de naam "Abel Tasman" op een stuk grond ten noordwesten van de percelen [locatie 1] en [locatie 2]. Om dit gebouwencomplex te realiseren zullen voormalige agrarische bedrijfsgebouwen behorende bij de woonboerderij op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] worden gesloopt. De woonboerderij bestaat uit twee delen, waarvan het ene eigendom is van [appellanten] en het andere van [belanghebbenden].
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
3. [appellanten] kunnen zich niet verenigen met het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" ten noordwesten van de woonboerderij. Zij betogen dat de raad mondeling noch schriftelijk met hen heeft gecommuniceerd in de voorfase van het opstellen van het plan.
3.1. De Afdeling overweegt dat er geen wettelijke verplichting is om voorafgaand aan het ter inzage leggen van het ontwerp van het plan te communiceren met belanghebbenden. De raad heeft van het plan en van het ontwerp daarvan kennis gegeven overeenkomstig de procedurele bepalingen daarvoor die in de Wet ruimtelijke ordening en de Algemene wet bestuursrecht zijn gesteld. Het betoog faalt.
4. [appellanten] betogen dat de bebouwing het open karakter van het landelijke gebied onaanvaardbaar aantast. Volgens hen is dit in strijd met het beleid "Uitgewerkte Kansen" van de gemeente. Verder stellen zij dat de huidige instelling aan De Draai had kunnen worden uitgebreid als de raad niet in 2011 had besloten om woningbouw mogelijk te maken op de toen nog beschikbare ruimte. Verder stellen zij dat de raad zichzelf tegenspreekt doordat hij stelt dat de ontwikkeling in de diepterichting van het perceel plaatsvindt maar eveneens van mening is dat de lintstructuur en de openheid niet onevenredig worden aangetast. Zij wijzen in dit verband op een presentatie over de herziening van de lintenvisie, naar aanleiding van een advies van het college van burgemeester en wethouders. Bij deze presentatie was het aspect doorkijk een belangrijk aspect.
5. In paragraaf 3.4.1 van de plantoelichting is vermeld hoe het plan is getoetst aan de structuurvisie Heerhugowaard 2020. Vermeld is dat het project op de beoogde locatie niet uitdrukkelijk op de kaart bij de structuurvisie is weergegeven, maar dat deze precies op de grens van de zone voor woningbouw en stadsrand (groen/recreatie) ligt. Vanuit die gedachte is de functie van de zorginstelling niet direct als gewenst of ongewenst te beschouwen, maar voor de uitstraling van het perceel geldt dat een kwalitatieve verbetering kan worden bereikt, omdat voormalige agrarische opstallen worden gesloopt en agrarische bedrijfsmogelijkheden worden wegbestemd. In paragraaf 2.1.2 en paragraaf 4.9 van de plantoelichting is vermeld dat de Jan Glijnisweg zich heeft ontwikkeld tot een bebouwingslint met verschillende functies. Een groot deel aan de noordwestzijde is van agrarische bebouwing omgevormd naar woonfuncties en dit deel kan worden beschouwd als onderdeel van de kern van Heerhugowaard. De zuidoostzijde van de weg is aan te merken als agrarisch landschap en in gebruik voor landbouw en veeteelt. Tevens bevinden zich daar enkele glastuinbouwbedrijven. De bebouwingsstructuur aan die zijde is veel opener van opzet met veel doorzichten. Tot slot is vermeld dat met de ontwikkeling in de diepterichting van het perceel de karakteristieke landschapselementen kunnen worden behouden.
De Afdeling overweegt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat gelet op hetgeen Esdégé wenst te bereiken met het verplaatsen van de zorginstelling vanaf De Draai, een uitbreiding op die locatie geen redelijkerwijs in aanmerking te nemen alternatief is. Voorts overweegt de Afdeling dat de te bouwen zorginstelling enige aantasting van het landschap met zich zal brengen, aangezien de gronden waarop het gebouw zal worden opgericht thans onbebouwd zijn. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat die aantasting niet zodanig is, dat het plan niet had mogen worden vastgesteld. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat, zoals de raad stelt, de bebouwing van het plangebied aansluit op (te bouwen) woningen aan de noordwestzijde van de weg en agrarische bebouwing op andere delen van het perceel zal worden gesloopt.
Over het beleidsstuk "Uitgewerkte Kansen" heeft de raad ter zitting toegelicht dat dit nog niet is vastgesteld. De raad heeft daarom in redelijkheid hiermee, nog ongeacht hoe het daarin vervatte beleid precies zal komen te luiden, geen rekening hoeven houden.
Het betoog faalt.
6. [appellanten] betogen dat het onderzoek naar de milieuzonering niet toereikend is voor het soort personen dat binnen de zorginstelling zal worden opgevangen. Zij wijzen er op dat de opvang voor personen met ernstige gedragsproblemen en psychische problemen, geluidoverlast en overlast voor de openbare orde en veiligheid met zich brengt. Zij stellen dat problemen voor de openbare orde zich ook in de praktijk voordoen op de huidige locatie en dat door Esdégé is erkend dat in het algemeen cliënten van de zorginstelling geluidoverlast in de vorm van schreeuwen veroorzaken. De afstand tussen de woning en het zorgcomplex is volgens hen onvoldoende om overlast in toereikende mate te beperken.
6.1. In paragraaf 4.3 van de plantoelichting is vermeld dat voor het bepalen van de aan te houden afstand tussen de zorginstelling waarin het plan voorziet en de woonboerderij, is aangesloten bij de VNG-brochure "Handreiking bedrijven en milieuzonering 2009". In de toelichting is verder vermeld dat het soort instelling dat Esdégé beoogt te realiseren, te vergelijken is met een verpleeghuis en kinderopvang. De raad stelt dat deze vergelijking verdedigbaar is omdat de cliënten van de instelling hoofdzakelijk binnen het complex zullen verblijven, er weinig interactie is met de directe omgeving en er weinig aanloop van publiek is. In de VNG-brochure is voor dergelijke instellingen een richtafstand van 30 m aanbevolen, als het gaat om gebieden die als een rustige woonwijk kunnen worden getypeerd. Volgens de raad is de omgeving van het plangebied ook te typeren als een rustige woonwijk. Omdat in dit geval de woningen op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] op een afstand van 35 m staan, en er geen redenen zijn om van de aanbevolen afstand van 30 m af te wijken, staat volgens de plantoelichting het aspect milieuzonering de aanvaardbaarheid van het plan niet in de weg.
In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de zorginstelling vergelijkbaar is met een verpleeghuis en kinderopvang. Verder heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat de omgeving een rustige woonwijk vormt. Gelet op de afstand die in de VNG-brochure voor deze situatie is aanbevolen, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet voor onaanvaardbare geluidoverlast behoeft te worden gevreesd. Voor zover [appellanten] vrezen voor een aantasting van de sociale veiligheid, volgt de Afdeling [appellanten] niet in hun stelling dat deze aantasting zo groot zal zijn, dat de raad het plan niet had kunnen vaststellen. Hierbij wordt aangetekend dat de vergelijking met de huidige instelling reeds niet opgaat omdat het hier gaat om huisvesting van een aanmerkelijk kleinere groep. Het betoog faalt.
7. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Van Helvoort
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2018
361.