201802114/1/A3.
Datum uitspraak: 21 november 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 31 januari 2018 in zaak nr. 17/3230 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort.
Procesverloop
Bij besluit van 15 februari 2017 heeft het college de aanvraag van [appellante] om afgifte van een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 5 juli 2017 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 januari 2018 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 oktober 2018, waar het college, vertegenwoordigd door mr. drs. H.J.M. van Gellekom, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellante] woont met haar dochter in een appartement op de eerste etage. [appellante] heeft een urgentieverklaring op medische gronden aangevraagd voor een andere woning, omdat zij normale geluiden als extra prikkelend ervaart. [appellante] heeft PTSS en wil door de overgevoeligheid voor geluid en gevoelens van onveiligheid met spoed verhuizen. Het college heeft de aanvraag om een urgentieverklaring afgewezen, omdat een verhuizing leefgeluiden niet zal wegnemen. Een andere woning zal daarom geen garantie zijn voor het ontbreken van deze geluiden uit de woonomgeving en de wijze waarop [appellante] deze geluiden ervaart is geen reden voor urgentie. [appellante] heeft in bezwaar aangevoerd dat sprake is van medische problematiek in relatie tot de woning, onder andere omdat zij in haar appartement aan alle zijden buren heeft en dat dit anders zal zijn in een (eengezins)woning. Het college heeft naar aanleiding van het bezwaar medisch advies gevraagd aan Argonaut en het bezwaar vervolgens gegrond verklaard. Aan [appellante] is alsnog een urgentieverklaring verleend voor etagewoningen voor een periode van zes maanden. Hiertegen heeft [appellante] beroep ingesteld omdat zij een urgentieverklaring voor een eengezinswoning wil in plaats van een urgentieverklaring voor een etagewoning.
De aangevallen uitspraak
2. De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 17, achtste lid, van de Huisvestingsverordening Amersfoort 2015 (hierna: de Huisvestingsverordening) een urgentieverklaring alleen kan gelden voor etagewoningen, tenzij een ander woningtype is geïndiceerd. Volgens de rechtbank heeft het college bij de besluitvorming het advies van Argonaut en de daarop gegeven toelichtingen mogen betrekken en heeft het hieruit mogen afleiden dat er geen indicatie voor een ander woningtype is.
Het hoger beroep
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college een urgentieverklaring voor uitsluitend etagewoningen mocht afgeven. Volgens [appellante] is er een indicatie voor een eengezinswoning en volgt dit ook uit het advies van Argonaut van 29 mei 2017 omdat hierin staat dat zij uit de voor haar ziekmakende omgeving dient te vertrekken naar een situatie die daar niet mee te vergelijken zal zijn. Dit betekent volgens [appellante] dat zij zeker niet naar een woonsituatie zal moeten gaan die niet anders is dan waar zij nu woont. De deskundige van Argonaut heeft vervolgens in de door het college gevraagde toelichtingen op dit advies een wending gemaakt en daarom is de advisering niet onpartijdig en objectief. Het college heeft hierdoor haar medische klachten onvoldoende onderkend en heeft ook niet onderkend dat geen afdoende maatregelen mogelijk zijn om geluid en gevoelens van onveiligheid weg te nemen in een ander appartement, aldus [appellante]. Ter onderbouwing heeft [appellante] in hoger beroep een rapport van het Neurologisch Expertise en Behandel Centrum van 18 april 2018 overgelegd.
De beoordeling
4. De vraag die aan de orde is, is of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college heeft mogen stellen dat in het geval van [appellante] geen indicatie aanwezig is voor een ander woningtype dan etagewoningen en dat het college daarbij het advies en de toelichtingen daarop van Argonaut heeft mogen betrekken.
Ter zitting heeft het college desgevraagd een toelichting gegeven over de achtergrond van het huisvestingsbeleid. In Amersfoort is sprake van schaarste op de woningmarkt. In beginsel geldt daarom een urgentieverklaring voor een etagewoning waarvan een breder aanbod bestaat en wordt een urgentieverklaring voor een eengezinswoning slechts in een zeer uitzonderlijke situatie verleend. De Afdeling acht dit niet onredelijk.
Het college heeft ten behoeve van de besluitvorming medisch advies gevraagd aan Argonaut. Argonaut heeft op 29 mei 2017 een advies uitgebracht. Dit advies is gebaseerd op dossieronderzoek, een gesprek met [appellante] en een oriënterend psychisch onderzoek. In dit advies wordt het volgende geconcludeerd: "Er is sprake van een medische noodzaak tot verhuizen om betrokkene de kans te geven te herstellen van haar psychische problematiek. Er is een aantoonbaar verband tussen de klachten, het beloop van de aandoening en de woonomgeving." In het onderdeel probleemanalyse waar [appellante] naar verwijst staat: "Er is een soort perpetuum aan het ontstaan een vicieuze cirkel, die niet kan worden doorbroken anders dan uit de voor ziekmakende omgeving te vertrekken naar een situatie die niet meer daarmee te vergelijken zal zijn. Dus zeker niet naar een woonsituatie die niet anders is dan waar zij nu woont."
Het college heeft een toelichting gevraagd over de strekking van dit advies, omdat [appellante] in reactie hierop heeft gesteld dat de arts met de opmerking heeft bedoeld te zeggen dat verhuizen van haar appartement naar een ander appartement niet de bedoeling is en dat dit zo met de arts is besproken. In deze toelichting van 3 juli 2017 heeft de arts onder meer het volgende geschreven: "Er zijn geen medische redenen om te gaan voor een eengezinswoning, dat is haar wens en misschien een wenselijkheid, maar zeker geen noodzakelijkheid als de woonomgeving totaal anders is dan waar zij nu woont."
Naar aanleiding van het beroep van [appellante] heeft het college nogmaals verduidelijking van het advies gevraagd aan Argonaut. In deze toelichting heeft de arts meer uitgebreid uiteengezet wat de strekking was van het eerder uitgebrachte advies. Volgens deze toelichting is met het advies niet bedoeld te zeggen dat [appellante] in aanmerking dient te komen voor een woonsituatie zonder boven- of onderburen. Met de opmerking is bedoeld te zeggen dat [appellante] moet verhuizen naar een woonsituatie waarbij zij minder last ervaart van geluid van buren. Hierna staat: "Dit is mijns inziens ook te bereiken met bijvoorbeeld een etagewoning op de bovenste verdieping of de woning in een flat aan het einde van een galerij of op een portiek/overloop met weinig voordeuren, of een appartement in een seniorensetting of gewoon een goed geïsoleerde etagewoning."
Met deze toelichtingen is duidelijk dat de arts geen noodzaak voor verhuizing naar een woning zonder boven- en benedenburen aanwezig acht en daarmee geen indicatie voor een ander woningtype heeft gegeven. De rechtbank heeft terecht overwogen dat niet is gebleken van een "ommezwaai" of inconsistentie in het standpunt van de deskundige ten opzichte van het advies van 29 mei 2017. Daartoe heeft de rechtbank terecht overwogen dat uit het advies van 29 mei 2017 niet valt af te leiden dat [appellante] dient te verhuizen naar een woning zonder boven- of onderburen. Na de betrokken opmerking in het advies van 29 mei 2017 staat immers: "Betrokkene kan geen stappen in haar herstel en mogelijk haar geschiktheid tot werken maken als zij in deze woonomgeving blijft. Er is om die reden een medische noodzaak voor het verhuizen. Zij kan pas weer stappen maken naar herstel in een andere woonomgeving." De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat het advies met daarin de betrokken opmerking met name is gerelateerd aan de woonomgeving. Het college heeft daarom van de advisering van Argonaut mogen uitgaan bij de besluitvorming.
Het college heeft zich voorts terecht op het standpunt gesteld dat het door [appellante] ingebrachte onderzoeksverslag van het Neurologisch Expertise en Behandel Centrum van 18 april 2018 geen medische informatie bevat die afdoet aan de conclusie van het deskundigenadvies van Argonaut en de daarop gegeven toelichtingen.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, griffier.
w.g. Verheij w.g. Langeveld-Mak
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2018
317-893.