201800447/1/A3.
Datum uitspraak: 14 november 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en AGRAFORCE Take 2 C.V., wonend onderscheidenlijk gevestigd te Veere,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 december 2017 in zaak nr. 17/2197 in het geding tussen:
[appellant A] en AGRAFORCE
en
het college van burgemeester en wethouders van Veere.
Procesverloop
Bij besluit van 13 oktober 2016 heeft het college een verzoek van [partij A] en [partij B] om een aan [partij A] verleende kampeervergunning voor het exploiteren van een minicamping met maximaal 15 standplaatsen op het adres [locatie 1] te Vrouwenpolder op naam van [partij B] te stellen, ingewilligd.
Bij besluit van 7 maart 2017 heeft het college het door [appellant A] en AGRAFORCE daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 22 december 2017 heeft de rechtbank het door [appellant A] en AGRAFORCE daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en AGRAFORCE hoger beroep ingesteld.
Het college en [partij B] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 oktober 2018, waar [appellant A] en AGRAFORCE, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. H.E. Jansen-van der Hoek, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij B] als belanghebbende gehoord.
Overwegingen
Regelgeving
1. De relevante bepalingen uit de Kampeerverordening 2015 zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2. [partij A] exploiteerde een kleinschalig kampeerterrein - ook wel aangeduid als minicamping - op het adres [locatie 1] te Vrouwenpolder. Daarvoor heeft het college hem op 29 januari 2009 een kampeervergunning verleend. [partij A] heeft de minicamping overgedragen aan [partij B]. [partij B] is ook op voormeld adres gaan wonen. [partij A] en [partij B] hebben verzocht om de aan [partij A] verleende kampeervergunning op naam van [partij B] te stellen.
3. [appellant A] woont op het adres [locatie 2] in Veere. Op hetzelfde adres is minicamping De Heksenketel gevestigd. [appellant A] heeft een kampeervergunning voor exploitatie van De Heksenketel. De minicamping wordt van [appellant A] gehuurd door AGRAFORCE, die de minicamping exploiteert.
Besluiten van het college
4. Bij het besluit van 13 oktober 2016 heeft het college het verzoek van [partij A] en [partij B] om wijziging van de tenaamstelling van de kampeervergunning ingewilligd. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in artikel 7, gelezen in verbinding met artikel 2, van de Kampeerverordening 2015, de op grond daarvan vastgestelde nadere regels en beleidsregels en de ter plaatse geldende bestemmingsplannen dan wel dat het, voor zover het gaat om de eis betreffende de beplantingsstrook rond het kampeerterrein, niet redelijk is om van [partij B] te vergen dat hij aan deze eis voldoet.
5. Het college heeft het door [appellant A] en AGRAFORCE hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat [appellant A] en AGRAFORCE geen belanghebbenden zijn bij de wijziging van de tenaamstelling. Daaraan heeft het college ten grondslag gelegd dat het voor de exploitatie van de minicamping en de daarvan te verwachten effecten geen verschil maakt wie de exploitant is, zolang wordt voldaan aan de voorwaarden van de Kampeerverordening. Het aantal kleinschalige kampeerterreinen blijft gelijk en er is geen sprake van uitbreiding of wijziging van het bestaande kleinschalige kampeerterrein.
Aangevallen uitspraak
6. De rechtbank heeft geoordeeld dat [appellant A] en AGRAFORCE geen rechtens te beschermen belang hebben bij de wijziging van de tenaamstelling van de kampeervergunning en dat het college het door hen daartegen gemaakte bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe heeft de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 21 december 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU8906, overwogen dat bij het verlenen van een nieuwe kampeervergunning evident sprake is van concurrentiebelang voor exploitanten van nabijgelegen minicampings, maar dat bij de wijziging van de tenaamstelling van een bestaande kampeervergunning de concurrentie even groot blijft. Voor zover [appellant A] en AGRAFORCE stellen dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor wijziging van de tenaamstelling, dat de wijziging daarom geweigerd had moeten worden en dat zij dan een concurrent minder zouden hebben, is een inhoudelijke beoordeling nodig die eerst kan plaatsvinden indien er een ontvankelijk bezwaarschrift is. De rechtbank deelt niet de veronderstelling van [appellant A] en AGRAFORCE dat de minicamping aan de [locatie 1] te Vrouwenpolder ophoudt te bestaan als de wijziging van de tenaamstelling had moeten worden geweigerd. Denkbaar is dat de minicamping alsdan geëxploiteerd zou blijven worden door [partij A] of door iemand anders op wiens naam de vergunning kan worden gesteld. Beoordeling van het hoger beroep
7. [appellant A] en AGRAFORCE betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college hun bezwaar tegen de wijziging van de tenaamstelling van de kampeervergunning terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij voeren aan dat onbegrijpelijk is dat, zoals de rechtbank heeft overwogen, exploitanten van nabijgelegen minicampings wel concurrentiebelang hebben bij de verlening van een nieuwe kampeervergunning maar niet bij wijziging van de tenaamstelling van een kampeervergunning. De wijziging van de tenaamstelling houdt in dat de vergunning wordt overgedragen. Volgens hen had het besluit op het verzoek tot wijziging van de tenaamstelling kunnen leiden tot vermindering van het aantal standplaatsen.
7.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:183) is degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks is betrokken bij een besluit belanghebbende. Verder heeft de Afdeling eerder overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 5 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2648) dat een onderneming slechts een concurrentiebelang heeft als zij in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment bedrijfsactiviteiten ontplooit als waarin de bedrijfsactiviteiten van haar concurrent plaatsvinden. 7.2. De Heksenketel en de minicamping op het adres [locatie 1] te Vrouwenpolder vallen binnen hetzelfde marktsegment en hetzelfde verzorgingsgebied. Door de wijziging van de tenaamstelling van de kampeervergunning voor de minicamping op het adres [locatie 1] wijzigt het aantal vergunde minicampings en standplaatsen op minicampings binnen de gemeente Veere niet. In zoverre heeft de wijziging van de tenaamstelling geen invloed op bijvoorbeeld de verhuurbaarheid van of de inkomsten uit De Heksenketel, zodat [appellant A] en AGRAFORCE in zoverre geen feitelijke gevolgen ondervinden van die wijziging. Het college had de aanvraag tot wijziging van de tenaamstelling echter ook kunnen afwijzen. Volgens [appellant A] en AGRAFORCE had het college dit ook moeten doen omdat niet aan de vereisten voor wijziging van de tenaamstelling is voldaan. In dat geval zou de kampeervergunning op naam van [partij A] zijn blijven staan. [partij B] heeft ter zitting uiteengezet dat [partij A] in verband met zijn gezondheidstoestand in een verzorgingshuis in Vlissingen is gaan wonen en dat de echtgenote van [partij A] dicht bij haar man is gaan wonen. Beiden woonden ten tijde van het besluit van 13 oktober 2016 niet meer op het adres [locatie 1] te Vrouwenpolder. Reeds voorafgaand aan dat besluit had [partij B] de boerderij en de bijbehorende minicamping op dat adres gekocht en was hij daar gaan wonen. Gelet hierop is het een reële mogelijkheid dat de exploitatie van de minicamping wordt beëindigd indien de wijziging van de tenaamstelling wordt geweigerd. In dat geval heeft het besluit op het verzoek tot wijziging van de tenaamstelling wel invloed op de verhuurbaarheid van of de inkomsten uit De Heksenketel. Nu [appellant A] en AGRAFORCE dit met hun bezwaar mogelijk konden bereiken, heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat zij geen rechtens te beschermen belang hadden bij de wijziging van de tenaamstelling. Evenzeer ten onrechte heeft de rechtbank overwogen dat het college het door hen gemaakte bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het betoog slaagt.
8. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van het college van 7 maart 2017 alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt wegens strijd met 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) voor vernietiging in aanmerking. Het college dient opnieuw een besluit te nemen op het door [appellant A] en AGRAFORCE tegen het besluit van 13 oktober 2016 gemaakte bezwaar. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het door het college te nemen nieuwe besluit slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.
9. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 december 2017 in zaak nr. 17/2197;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Veere van 7 maart 2017, kenmerk 16I.03391/17U.00765;
V. bepaalt dat tegen het door het college van burgemeester en wethouders van Veere te nemen nieuwe besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Veere tot vergoeding van bij [appellant A] en AGRAFORCE Take 2 C.V. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.004,00 (zegge: tweeduizend vier euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
VII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Veere aan [appellant A] en AGRAFORCE Take 2 C.V. het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 1.174,00 (zegge: elfhonderdvierenzeventig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, griffier.
w.g. Borman w.g. Herweijer
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2018
640. BIJLAGE
Kampeerverordening 2015
Artikel 1 - Algemene begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
1. kleinschalig kampeerterrein: een terrein of plaats gelegen op een (voormalig) agrarisch bouwvlak en/of op direct daaraan grenzende volgens het bestemmingsplan Buitengebied als agrarisch bestemde gronden, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen, of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben, met maximaal 25 standplaatsen.
[…]
Artikel 2 - Vergunningplicht kleinschalig kamperen (kampeervergunning);
1. Het is verboden zonder vergunning van het college een kleinschalig kampeerterrein te exploiteren.
2. Het college verleent slechts een vergunning als bedoeld in het eerste lid indien:
a. de aanvraag voldoet aan de criteria ten aanzien van kleinschalige kampeerterreinen zoals bepaald in het bestemmingsplan Buitengebied en
b. de aanvrager beschikt over agrarisch bestemde grond, aansluitend aan het agrarisch bouwvlak, in eigendom of langjarige pacht en die hij als zodanig in gebruik heeft of laat gebruiken, en
c. er sprake is van een goede landschappelijke inpassing die voldoet aan de in het bestemmingsplan Buitengebied vastgelegde eisen en
d. in het geval geen sprake is van een rechtstreekse aansluiting op de openbare riolering, een bufferput is aangelegd met een capaciteit van tenminste 2 m³ en
e. het aantal vergunde standplaatsen op kleinschalige kampeerterreinen binnen de gemeente na verlening van de vergunning niet meer dan 3.015 bedraagt en het aantal verleende vergunningen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, niet meer dan 171 bedraagt.
[…]
Artikel 7 - Overdraagbaarheid
1. Het college kan de tenaamstelling van een vergunning wijzigen met toepassing van de in en krachtens dit artikel gestelde regels.
2. Voor het wijzigen van de tenaamstelling van een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, en artikel 4, eerste lid, dient de vergunninghouder tenminste twee maanden voor de beoogde wijziging bij het college een verzoek in, onder vermelding van de bij nadere regels en beleidsregels aangegeven gegevens.
3. Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van het verzoek. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
4. Het college wijzigt de tenaamstelling van een vergunning, indien de nieuwe vergunninghouder voldoet aan dezelfde voorschriften en nadere eisen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdelen c, d en e en artikel 4, derde lid.
5. Wijziging van de tenaamstelling van een vergunning als bedoeld in het tweede lid vindt slechts plaats aan de eigenaar van de woning, welke volgens het bestemmingsplan Buitengebied aanwezig is op en behoort bij het (voormalig) agrarisch bouwvlak. Artikel 2, negende tot en met elfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
6. Bij wijziging van de tenaamstelling van een vergunning die is verleend voor de inwerkingtreding van de Kampeerverordening 2013 mogen de op dat moment bestaande afwijkingen ten opzichte van de eisen als gesteld in en krachtens artikel 2 en artikel 4 van deze verordening niet worden vergroot. De aanvrager moet dit aantonen.