ECLI:NL:RVS:2018:3677

Raad van State

Datum uitspraak
14 november 2018
Publicatiedatum
14 november 2018
Zaaknummer
201707012/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake tegemoetkoming in planschade door wijzigingsplan 'Nieuwenhofweg 4 Melderslo'

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van ManStal Vleesproductie B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin het beroep van ManStal tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas ongegrond werd verklaard. Het college had op 17 mei 2016 een tegemoetkoming in planschade van € 18.100,00 toegekend aan een persoon als gevolg van de inwerkingtreding van het wijzigingsplan 'Nieuwenhofweg 4 Melderslo'. ManStal, die een varkenshouderij exploiteert, betwistte de waarde van de woning van de persoon en de adviezen van de deskundige Van Montfoort, die aan het besluit ten grondslag lagen. De rechtbank oordeelde dat het college de adviezen van Van Montfoort mocht gebruiken, omdat deze deskundige op objectieve wijze de effecten van het wijzigingsplan had beoordeeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde dit oordeel en oordeelde dat ManStal niet voldoende had aangetoond dat de adviezen onjuist of onvolledig waren. De rechtbank en de Afdeling concludeerden dat de planschade die de persoon lijdt als gevolg van het wijzigingsplan terecht was vastgesteld en dat het hoger beroep van ManStal ongegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201707012/1/A2.
Datum uitspraak: 14 november 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
ManStal Vleesproductie B.V. (hierna: Manstal), gevestigd te Melderslo, gemeente Horst aan de Maas,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 19 juli 2017 in zaak nr. 16/3976 in het geding tussen:
Manstal
en
het college van burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas.
Procesverloop
Bij besluit van 17 mei 2016 heeft het college aan [persoon] een tegemoetkoming in planschade ten bedrage van € 18.100,00 toegekend.
Bij besluit van 11 oktober 2016 heeft het college het door ManStal daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 juli 2017 heeft de rechtbank het door ManStal daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft ManStal hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
ManStal heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 oktober 2018, waar ManStal, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd mr. L.J.M. Peeters, vergezeld door mr. drs. L.A. van Montfoort, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    ManStal exploiteert een varkenshouderij ten noorden van de woning van [persoon] aan de [locatie] te Melderslo.
2.    Bij brief van 19 oktober 2015 heeft [persoon] het college verzocht hem tegemoet te komen in de planschade die hij lijdt als gevolg van de inwerkingtreding van het wijzigingsplan "Nieuwenhofweg 4 Melderslo". Dit plan creëert twee van elkaar gescheiden, maar planologisch aan elkaar gekoppelde bouwvlakken op het perceel van ManStal. Hoewel de aanduiding op de bij het wijzigingsplan horende kaart ontbreekt, kan het zuidelijke bouwvlak dat direct grenst aan de noordzijde van het perceel van [persoon], gelet op de grootte ervan en milieuwetgeving, alleen bestemd zijn als bedrijfswoning. Verder is het toegestaan op dit perceel bijgebouwen te realiseren. Onder het voorheen geldende planologische regime, het bestemmingsplan "Buitengebied Deel 2", was het niet mogelijk om op dit perceel agrarische bebouwingen te realiseren. Het noordelijke bouwvlak is ten opzichte van het oude planologische regime uitgebreid van 110 m breed en 75 m diep naar 145 m breed en 135 m diep. Het te bebouwen deel van dit perceel is daarmee toegenomen van 0,85 ha naar 2,3 ha. Als gevolg van de uitbreiding van het noordelijke bouwvlak is de afstand tot het perceel van [persoon] afgenomen van 180 tot ongeveer 125 m.
3.    ManStal heeft met de gemeente Horst aan de Maas een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten, die inhoudt dat zij de tegemoetkomingen in de planschade die het college als gevolg van de door haar gewenste planwijziging dient te betalen op grond van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening voor haar rekening neemt.
Besluit op bezwaar
4.    Aan het besluit van 11 oktober 2016 heeft het college een advies en een nader advies van Van Montfoort van onderscheidenlijk 22 april en 6 juli 2016 ten grondslag gelegd. Volgens Van Montfoort is [persoon] in een planologisch nadeliger situatie komen te verkeren als gevolg van de inwerkingtreding van het wijzigingsplan "Nieuwenhof 4 Melderslo". Onder het oude planologische regime was de woning van [persoon] € 345.000,00 waard. Voor het bepalen van de effecten van het wijzigingsplan op de waarde van de woning van [persoon] maakt Van Montfoort een onderscheid tussen het noordelijke en het zuidelijke bouwvlak. Het vergroten van het noordelijke bouwvlak leidt tot een belangrijke uitbreiding van de mogelijke agrarische bebouwing. De afstand tot het perceel van [persoon] wordt hierdoor verkleind tot ongeveer 125 m. Dit leidt tot een enigszins nadeliger situatie wat betreft het uitzicht in noordelijke richting. Dit nadeel leidt tot een waardevermindering van € 10.000,00. De bouw- en gebruiksmogelijkheden van het zuidelijke bouwvlak onder het wijzigingsplan doen afbreuk aan de landelijke ligging en daarmee aan de situeringswaarde van het perceel van [persoon]. Dit perceel verliest de aan de noordzijde bestaande relatie met het buitengebied en raakt grotendeels ingebouwd. De realisatie van een bedrijfswoning en bijgebouwen op het zuidelijke bouwvlak brengt een belangrijke vermindering van uitzicht in noordelijke richting en een wezenlijke verstoring van de privacy met zich. Dat op het zuidelijke bouwvlak gebouwd kan worden heeft wel het voor [persoon] gunstige gevolg dat het noordelijke bouwvlak gedeeltelijk wordt afgeschermd en minder zichtbaar is. Als gevolg van de mogelijkheden die het wijzigingsplan op het zuidelijke bouwvlak biedt, daalt de woning van [persoon] nog eens met € 20.000,00 in waarde. De waarde van de woning van [persoon] onder het nieuwe planologische regime komt daarmee op € 315.000,00. € 5.000,00 van de planschade komt voor rekening van [persoon], omdat de planschade gedeeltelijk voorzienbaar was. Verder dient het normaal maatschappelijk risico van [persoon] op 2% van de waarde van zijn woning direct voor de inwerkingtreding van het nieuwe plan te worden gesteld. Dit is € 6.900,00. Uit het voorgaande volgt dat het college aan [persoon] een tegemoetkoming ten bedrage van € 18.100,00 zou moeten toekennen, aldus Van Montfoort.
Hoger beroep
5.    ManStal betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college de adviezen van Van Montfoort aan zijn besluit van 11 oktober 2016 ten grondslag mocht leggen. Volgens ManStal heeft de rechtbank niet onderkend dat de referentieobjecten die Van Montfoort heeft gebruikt om de waarde van de woning van [persoon] te bepalen zich niet goed laten vergelijken met deze woning en Van Montfoort de waarde van de woning te hoog heeft getaxeerd. Van Montfoort is er ten onrechte van uitgegaan dat de woning van [persoon] onder het oude planologische regime in een landelijke omgeving lag. Deze woning is onderdeel van bebouwing nabij de kruising van de Broekhuizerdijk en de Nieuwenhofweg. Naast de woning van [persoon] staat een burgerwoning en ertegenover een aantal burgerwoningen. Van Montfoort heeft onvoldoende gewicht toegekend aan de mogelijkheid om onder het oude planologische regime agrarische bedrijfsgebouwen te realiseren ten noorden van het perceel van [persoon]. Als de beplanting ten noorden van de woning van [persoon] niet aanwezig was geweest, zou onder het oude planologische regime direct zicht zijn op deze bedrijfsgebouwen. De bedrijfswoning die het wijzigingsplan mogelijk maakt, ontneemt het zicht op deze bedrijfsgebouwen, zodat geen sprake is van een voor [persoon] nadeliger situatie. Het zicht op het perceel van ManStal is hoe dan ook zeer beperkt, omdat de woning van [persoon] schuin op dit perceel staat. De rechtbank heeft dit niet onderkend, aldus ManStal.
5.1.    De rechtbank heeft, onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Afdeling, met juistheid overwogen dat indien in een advies van een door een bestuursorgaan benoemde onafhankelijke en onpartijdige deskundige op objectieve wijze verslag is gedaan van het door deze deskundige verrichte onderzoek en daarin op inzichtelijke wijze is aangegeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, dat bestuursorgaan bij het nemen van een besluit op een verzoek om tegemoetkoming in planschade van dat advies mag uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht (zie de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582).
De rechtbank heeft verder, opnieuw onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Afdeling, met juistheid overwogen dat de bestuursrechter een taxatie slechts terughoudend kan toetsen. Daarbij is van belang dat de waardering van onroerende zaken niet slechts door het toepassen van een taxatiemethode plaatsvindt, maar daarbij ook de kennis, ervaring en intuïtie van de desbetreffende deskundige een rol spelen. De maatstaf bij de te verrichten toetsing is niet de eigen waardering door de rechter van de nadelen van de planologische wijziging, maar de vraag of grond bestaat voor het oordeel dat het bestuursorgaan, gelet op de motivering van het advies van de door het bestuursorgaan ingeschakelde deskundige, zich bij de besluitvorming niet in redelijkheid op dat deskundigenoordeel heeft kunnen baseren. Dit laat onverlet dat de besluitvorming dient te voldoen aan de eisen die het recht aan de zorgvuldigheid en de motivering stelt en dat de rechter de besluitvorming daaraan dient te toetsen (zie de hiervoor genoemde uitspraak van 28 september 2016).
5.2.    Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het college de adviezen van Van Montfoort aan zijn besluit van 11 oktober 2016 ten grondslag mocht leggen. In hetgeen ManStal heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van deze adviezen. Aan het door ManStal ingebrachte taxatierapport van L.J.J. Joosten, werkzaam voor Jong & Jong Makelaars en Taxateurs, van 19 september 2018, kan niet de waarde worden toegekend die ManStal daaraan toekent, reeds omdat in dit rapport wordt uitgegaan van een onjuiste peildatum. De beoordeling die Van Montfoort van de planologische situaties vóór en ná de inwerkingtreding van het wijzigingsplan "Nieuwenhofweg 4 Melderslo" heeft gemaakt, komt de Afdeling, met de rechtbank, juist voor. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat Van Montfoort voldoende heeft onderbouwd dat door de mogelijke bouw van een bedrijfswoning op het zuidelijke bouwvlak sprake kan zijn van een belangrijke inbreuk op het uitzicht in noordelijke richting en een wezenlijke verstoring van de privacy, omdat het mogelijk wordt op korte afstand, namelijk 5 m, van de grens met het perceel van [persoon] een bedrijfswoning met een bouwhoogte van 10 m te realiseren. ManStal heeft niet kunnen verduidelijken waarom het nadeel voor [persoon] minder ernstig zou zijn dan Van Montfoort heeft beoordeeld wegens de omstandigheid dat de woning van [persoon] schuin op het perceel ten noorden ervan staat. Van Montfoort heeft verder uitgebreid en naar het oordeel van de rechtbank en de Afdeling overtuigend laten zien dat de woning van [persoon] als gevolg van de inwerkingtreding van het wijzigingsplan ‘ingebouwd’ raakt en het landelijke karakter van het gebied hierdoor wordt aangetast. ManStal heeft de door Van Montfoort gemaakte beoordeling weersproken, maar geen omstandigheden aangevoerd die Van Montfoort blijkens zijn adviezen niet ook in zijn beoordeling heeft betrokken. Ten slotte heeft Van Montfoort zijn taxaties van de woning van [persoon] vóór en ná de planwijziging voldoende inzichtelijk gemaakt. Hiertoe is van belang dat Van Montfoort op verzoek van de rechtbank een overzicht van de door hem gebruikte referentieobjecten heeft overgelegd en ManStal niet heeft verduidelijkt waarom deze objecten door hem niet als referentieobjecten gebruikt hadden mogen worden. ManStal heeft ter zitting bij de Afdeling te kennen gegeven ook geen alternatieve referentieobjecten te kunnen aandragen.
5.3.    Het betoog faalt.
6.    ManStal betoogt ten slotte tevergeefs dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college verantwoordelijk is voor een aanzienlijk deel van de door [persoon] geleden planschade, omdat realisering van de bedrijfswoning in overeenstemming met het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit op het oostelijke deel van het zuidelijke bouwvlak voor [persoon] erg nadelig is. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen speelt de feitelijke situering van de bedrijfswoning geen rol bij de beoordeling van de planschade die de inwerkingtreding van het wijzigingsplan "Nieuwenhof 4 Melderslo" met zich brengt, omdat dient te worden uitgegaan van de - voor [persoon] meest nadelige - planologische mogelijkheden die dit plan biedt.
7.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Dijkshoorn
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2018
735.