201700337/1/A2.
Datum uitspraak: 14 november 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 december 2016 in zaak nr. 16/4108 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 15 mei 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag van [appellante] over 2013 vastgesteld op nihil en teveel betaalde voorschotten van haar teruggevorderd.
Bij besluit van 6 juni 2016 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 december 2016 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 september 2017, waar [appellante], bijgestaan door mr. I. Güçlü, advocaat te Amsterdam, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, zijn verschenen.
De Afdeling heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde de Belastingdienst/Toeslagen in de gelegenheid te stellen een nieuw besluit te nemen.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft bij besluit van 10 november 2017 de kinderopvangtoeslag van [appellante] over 2013 vastgesteld op € 11.193,00.
[appellante] heeft niet gereageerd op de brieven van de Afdeling van 20 november 2017, 17 mei 2018, 10 juli 2018 en 31 augustus 2018.
[appellante] en de Belastingdienst/Toeslagen hebben, nadat zij bij brieven van 31 augustus 2018 en 25 september 2018 zijn gewezen op hun recht op een nadere zitting te worden gehoord, de Afdeling niet laten weten dat zij gebruik willen maken van dit recht. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. [appellante] heeft in 2013 voor haar twee kinderen gebruik gemaakt van gastouderopvang door tussenkomst van [gastouderbureau].
Op de zitting in hoger beroep heeft de Belastingdienst/Toeslagen verklaard de vaststelling van de kinderopvangtoeslag over 2013, gezien de door [appellante] overgelegde facturen, opnieuw te bekijken. Dit heeft geresulteerd in het besluit van 10 november 2017. Bij dit besluit is [appellante] alsnog € 11.193,00 aan kinderopvangtoeslag over 2013 toegekend. Met het besluit van 10 november 2017 is aldus tegemoet gekomen aan [appellante]. Gelet hierop, heeft [appellante] onvoldoende belang bij een beoordeling van het besluit van 10 november 2017, zodat geen beroep van rechtswege is ontstaan waarop nog dient te worden beslist.
2. Gezien de toekenning van kinderopvangtoeslag bij besluit van 10 november 2017 is het eerdere besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 6 juni 2016 onrechtmatig gebleken. Omdat de rechtbank heeft miskend dat [appellante] recht heeft op kinderopvangtoeslag, is het hoger beroep gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 6 juni 2016 alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht voor vernietiging in aanmerking. Het besluit van 15 mei 2015 zal worden herroepen.
3. De Belastingdienst/Toeslagen dient op de na te melden wijzen tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 december 2016 in zaak nr. 16/4108;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 6 juni 2016, kenmerk BOB KO;
V. herroept het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van
15 mei 2015, kenmerk 1633.26.010.T.SC.15.6;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 6 juni 2016;
VII. veroordeelt de Belastingdienst/Toeslagen tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.004,00 (zegge: tweeduizend vier euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. gelast dat de Belastingdienst/Toeslagen aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 296,00 (zegge: tweehonderdzesennegentig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.
w.g. Verheij w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2018
85.