ECLI:NL:RVS:2018:3643
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- N. Verheij
- F.D. van Heijningen
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant inzake niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen het besluit van de raad voor rechtsbijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 13 februari 2018, waarin het beroep tegen het besluit van de raad voor rechtsbijstand van 15 maart 2017 niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak van de Raad van State vond plaats op 8 november 2018. De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en overweegt dat de beroepstermijn van zes weken, die begon op 17 maart 2017, eindigde op 28 april 2017, omdat 27 april 2017 een erkende feestdag was. Het beroepschrift is echter pas op 2 mei 2017 bij de rechtbank binnengekomen, wat betekent dat het buiten de beroepstermijn is ingediend. De Afdeling oordeelt dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het beroepschrift tijdig heeft verzonden. De stelling van de appellant dat hij het beroepschrift op 17 maart 2017 heeft verzonden, wordt ongeloofwaardig geacht, vooral omdat op het beroepschrift zelf de datum van 18 april 2017 is vermeld. Bovendien zijn er geen omstandigheden gebleken die de overschrijding van de termijn verschoonbaar maken. De Afdeling bevestigt daarom de aangevallen uitspraak, met verbetering van de gronden waarop deze rust.