201808072/2/A1.
Datum uitspraak: 8 november 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
Stichting Natuur- en Milieuraad Hengelo (O) en omgeving, gevestigd te Hengelo,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 5 oktober 2018 in zaak nr. 18/1262 in het geding tussen:
De stichting
en
het college van burgemeester en wethouders van Hengelo
Procesverloop
Bij besluit van 3 januari 2018 heeft het college omgevingsvergunning verleend aan de gemeente Hengelo voor het kappen van een blauwe ceder aan het Burgemeester Jansenplein nabij [..] te Hengelo (hierna: het plein).
Bij besluit van 13 juni 2018 heeft het college het door de Stichting daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 oktober 2018 heeft de rechtbank het door de Stichting daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de Stichting hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft de Stichting de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 oktober 2018, waar de Stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door ing. M.H. Middelkamp, en het college, vertegenwoordigd door P.L. Drent en mr. M.S. van Dijk zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Bij besluit van 11 juni 2013 heeft de gemeenteraad van Hengelo een definitief besluit genomen over de herinrichting van de openbare ruimte van het plein en de omgeving. Onder meer is bepaald dat de blauwe ceder zal worden vervangen door een andere boom. Er moet een boom komen die beter bij het plein past, het verkeer op een veilige manier toelaat, de zichtlijnen niet belemmert en een groen dak biedt voor zittende mensen. Ter uitvoering hiervan heeft de gemeente op 23 oktober 2017 een aanvraag ingediend voor het kappen van de blauwe ceder. Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 3 januari 2018 heeft het college omgevingsvergunning verleend voor het kappen van de blauwe ceder.
Ter zitting heeft het college toegelicht dat de werkzaamheden voor de herinrichting zijn aangevangen in de omgeving van het plein. In november zullen de werkzaamheden op het plein starten. Daarom is het nodig om de boom nu te kappen en kan een bodemprocedure niet worden afgewacht. Indien nu moet worden begonnen met de werkzaamheden aan het plein zonder het kappen van de bomen zal dit leiden tot onnodige extra kosten.
3. De stichting heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er geen noodzaak is om de boom te kappen omdat de plannen voor de herinrichting niet meer door gaan. Voorts heeft zij aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat het niet noodzakelijk is om direct tot het kappen van de boom over te gaan omdat de werkzaamheden voor de herinrichting kunnen worden voortgezet ondanks de aanwezigheid van de boom. Bovendien zullen er voorlopig geen werkzaamheden plaatsvinden in de nabijheid van de boom. Zij wijst er verder op dat de omgevingsvergunning ten onrechte is verleend.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat onvoldoende aanknopingspunten bestaan voor het oordeel dat de aangevallen uitspraak en het bij de rechtbank bestreden besluit niet in stand zullen blijven, althans dat de omgevingsvergunning en het daaraan verbonden voorschrift tot herplant uiteindelijk niet in stand zullen blijven. Gelet op de door het college ter zitting gegeven toelichting bestaat geen aanleiding om te twijfelen dat de herinrichting van het plein door zal gaan. Voorts heeft het college voldoende toegelicht dat voor de uitvoering van het plan noodzakelijk is dat de boom binnenkort zal worden gekapt. De voorzieningenrechter ziet daarom in hetgeen de Stichting heeft aangevoerd geen aanleiding de gevraagde voorlopige voorziening te treffen.
5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Koning, griffier.
w.g. Troostwijk w.g. De Koning
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2018
712.