ECLI:NL:RVS:2018:3586

Raad van State

Datum uitspraak
6 november 2018
Publicatiedatum
6 november 2018
Zaaknummer
201807216/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing bestemmingsplan voor woningbouw in Puttershoek wegens strijd met gemeentelijk beleid

Op 6 november 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het betreft een besluit van de raad van de gemeente Binnenmaas, dat op 5 juli 2018 het bestemmingsplan "Bouw woning Laan van Heemstede (naast 60), Puttershoek" heeft vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van een woning op agrarisch grasland mogelijk, wat door omwonenden, vertegenwoordigd door [verzoeker] en anderen, wordt betwist. Zij stellen dat het plan in strijd is met het gemeentelijke beleid, zoals vastgelegd in de Structuurvisie Binnenmaas 2020, die solitaire bebouwing in het open polderlandschap niet toestaat.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 23 oktober 2018. Tijdens de zitting zijn zowel de verzoekers als de raad van de gemeente Binnenmaas vertegenwoordigd. De verzoekers betogen dat de raad de voormalige regeling 'ruimte voor ruimte' onjuist heeft toegepast en dat de tekening met de landschappelijke inpassing onvoldoende duidelijkheid biedt. De raad verdedigt zijn besluit door te stellen dat de regeling correct is toegepast en dat de nieuwe woning in het landelijk gebied mag worden gebouwd.

De voorzieningenrechter concludeert dat het besluit van de raad niet toereikend is gemotiveerd in het licht van het gemeentelijke beleid. Daarom schorst hij het besluit van de raad en veroordeelt hij de raad tot vergoeding van de proceskosten van de verzoekers, alsook tot terugbetaling van het griffierecht. Deze uitspraak heeft een voorlopig karakter en is niet bindend voor de bodemprocedure.

Uitspraak

201807216/2/R3.
Datum uitspraak: 6 november 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Puttershoek, gemeente Binnenmaas,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Binnenmaas,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 juli 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Bouw woning Laan van Heemstede (naast 60), Puttershoek" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 oktober 2018, waar [verzoeker] en anderen, bij monde van onder anderen [verzoeker], bijgestaan door mr. M.J.J. de Winter, advocaat te Middelharnis, en de raad, vertegenwoordigd door mr. B.J. Walraven, advocaat te Rotterdam, J.A.F. Cok en H. van Ginkel, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [initiatiefnemer], bijgestaan door [gemachtigde], vergezeld door [persoon], als partij gehoord.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2.    Het bestemmingsplan maakt de bouw van een woning op een perceel agrarisch grasland in het verlengde van de Laan van Heemstede in Puttershoek mogelijk. De raad heeft de woning mogelijk gemaakt met toepassing van de voormalige regeling ‘ruimte voor ruimte’ van de provincie Zuid-Holland. Het plan omvat daarom tevens de percelen [locatie 1] en [locatie 2] in Maasdam, waarop ten behoeve van de bouw van de nieuwe woning agrarische bedrijfsbebouwing is of zal worden afgebroken. Voor het perceel [locatie 3] in Maasdam, waarop ook agrarische bedrijfsbebouwing wordt afgebroken, is bij besluit van 15 september 2017 al een wijzigingsplan vastgesteld. De initiatiefnemer van de bouw van de nieuwe woning is [initiatiefnemer].
3.    [verzoeker] en anderen zijn omwonenden van het perceel waarop de nieuwe woning is voorzien. Zij kunnen zich niet met het plan verenigen omdat als gevolg hiervan de openheid van het polderlandschap in hun woon- en leefomgeving wordt aangetast.
Gronden van het verzoek
4.    [verzoeker] en anderen betogen dat het plan is vastgesteld in strijd met het gemeentelijke beleid dat is opgenomen in de Structuurvisie Binnenmaas 2020, de Structuurvisie Hoeksche Waard en de Regionale Woonvisie 2030. Zij wijzen erop dat in de Structuurvisie Binnenmaas 2020 staat dat om het open polderlandschap te behouden solitaire bebouwing niet wordt toegelaten in het landschap. Verder volgt volgens hen uit de Structuurvisie Hoeksche Waard in samenhang met de Regionale Woonvisie 2030 dat nieuwe woningen binnen de in de Structuurvisie Hoeksche Waard weergegeven rode contour dienen te worden gerealiseerd. Gelet op dit samenstel van beleidsuitgangspunten is het plan, dat een solitaire woning buiten de rode contour mogelijk maakt, vastgesteld in strijd met het door de raad gehanteerde beleid.
Voorts voeren zij aan dat de raad de voormalige regeling ‘ruimte voor ruimte’ onjuist heeft toegepast. Volgens hen gaat de raad er ten onrechte van uit dat in totaal 2.829 m2 glas en 596 m2 steen wordt gesaneerd. Zij wijzen erop dat het plan nieuwe agrarische bedrijfsbebouwing mogelijk maakt op het perceel [locatie 1]. Daarnaast is ten onrechte rekening gehouden met het verwijderen van illegale bebouwing en is voor de oppervlakte van de te verwijderen bebouwing uitgegaan van luchtfoto’s, terwijl het grondoppervlak van de te saneren bebouwing bepalend is. Als gevolg hiervan heeft de raad een woning toegelaten met een grotere inhoud dan op grond van de door de raad gehanteerde regeling mogelijk is.
Verder betogen zij dat de tekening met de landschappelijke inpassing slechts een onduidelijk schetsontwerp is dat geen enkele zekerheid biedt over de te realiseren landschappelijke inpassing.
4.1.    De raad stelt dat hij de voormalige regeling ‘ruimte voor ruimte’ van de provincie Zuid-Holland heeft toegepast om de nieuwe woning mogelijk te maken. Op grond van deze regeling mag bij duurzame sanering van 5.000 m2 glas of 1.000 m2 steen één nieuwe woning worden gebouwd. De toegelaten inhoud van een nieuwe woning is in beginsel 775 m3. Aangezien in dit geval 2.829 m2 glas en 596 m2 steen wordt gesaneerd, is de raad hiervan afgeweken en heeft een woning met een inhoud van 901 m3 toegelaten. Voorts stelt de raad dat toepassing van de regeling ‘ruimte voor ruimte’ impliceert dat de nieuwe woning in het landelijk gebied mag worden gebouwd.
4.2.    De voorzieningenrechter stelt vast dat de raad in zijn berekening heeft betrokken dat op het perceel [locatie 1] in totaal 963 m2 glas is afgebroken. De voorzieningenrechter stelt echter ook vast dat het bestemmingsplan mogelijk maakt dat op het perceel [locatie 1] opnieuw agrarische bedrijfsbebouwing wordt gebouwd. De voorzieningenrechter is er niet van overtuigd dat de raad hiermee een juiste toepassing heeft gegeven aan de door hem gehanteerde voormalige regeling ‘ruimte voor ruimte’. Gelet hierop laat de voorzieningenrechter verder buiten bespreking of de raad de totale oppervlakte van de te verwijderen agrarische bedrijfsbebouwing voor het overige op juiste wijze heeft berekend, welk onderzoek het bestek van deze voorlopige voorzieningenprocedure ook te buiten gaat.
Daarnaast is de voorzieningenrechter er niet van overtuigd dat deze nieuwe woning ook zonder meer op de beoogde locatie kan worden toegelaten. [verzoeker] en anderen hebben er immers terecht op gewezen dat in de Structuurvisie Binnenmaas 2020 staat dat het uitgangspunt is dat solitaire bebouwing niet wordt toegelaten in het landschap. Gelet op de afstand tussen de nieuwe woning en de bestaande woningen aan de Laan van Heemstede van 90 meter, betwijfelt de voorzieningenrecht of in dit geval nog met de raad gesproken kan worden van de bouw van een woning aan het eind van het bestaande lint. De voorzieningenrechter is er dan ook niet van overtuigd dat het besluit in zoverre toereikend is gemotiveerd.
Vanwege het ontbreken van een toelichting op de tekening met de landschappelijke inpassing betwijfelt de voorzieningenrechter ten slotte of deze tekening wel een voldoende mate van zekerheid biedt aan de omwonenden over hetgeen zij kunnen verwachten aan landschappelijke inpassing.
Conclusie
5.    Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter er niet van overtuigd dat het besluit in het licht van het gemeentelijke beleid toereikend is gemotiveerd. Daarom ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
6.    De overige gronden van het verzoek kunnen om deze reden buiten bespreking blijven.
7.    De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Binnenmaas van 5 juli 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Bouw woning Laan van Heemstede (naast 60), Puttershoek";
II.    veroordeelt de raad van de gemeente Binnenmaas tot vergoeding van bij [verzoeker] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.023,77 (zegge: duizend drieëntwintig euro en zevenenzeventig cent), waarvan € 1.002,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
III.    gelast dat de raad van de gemeente Binnenmaas aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Boer, griffier.
w.g. Hagen    w.g. Boer
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 november 2018
745.