ECLI:NL:RVS:2018:3552

Raad van State

Datum uitspraak
31 oktober 2018
Publicatiedatum
31 oktober 2018
Zaaknummer
201802505/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak inzake kinderopvangtoeslag door de Raad van State

In deze zaak heeft de Raad van State op 31 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderopvangtoeslag van appellante voor de jaren 2014 en 2015. De Belastingdienst/Toeslagen had bij besluit van 27 januari 2017 de kinderopvangtoeslag voor 2014 vastgesteld op € 2.771,00 en voor 2015 op nihil. Appellante had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de Belastingdienst verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Rotterdam bevestigde op 12 februari 2018 deze beslissing, waarop appellante in hoger beroep ging.

De Raad van State oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht had vastgesteld dat appellante geen recht had op kinderopvangtoeslag voor de opvang via een bepaalde kinderopvanginstelling, omdat zij niet had aangetoond dat zij de eigen bijdrage had voldaan. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het feit dat er afspraken waren gemaakt over het niet verschuldigd zijn van een eigen bijdrage, niet leidde tot een ander oordeel. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van de eigen bijdrage voor het recht op kinderopvangtoeslag en bevestigt dat de Belastingdienst/Toeslagen zich op dit punt terecht heeft opgesteld. De beslissing van de Raad van State is een bevestiging van de eerdere uitspraken en onderstreept de noodzaak voor belanghebbenden om aan te tonen dat zij aan de voorwaarden voor toeslagen voldoen.

Uitspraak

201802505/1/A2.
Datum uitspraak: 31 oktober 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 februari 2018 in zaak nr. 17/3315 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 27 januari 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag van [appellante] voor het jaar 2014 definitief vastgesteld op een bedrag van € 2.771,00.
Bij besluit van 3 maart 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag van [appellante] voor het jaar 2015 definitief vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 19 april 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 februari 2018 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Met toestemming van partijen is afgezien van een behandeling van de zaak ter zitting.
Overwegingen
1.    [appellante] heeft in de periode 1 maart 2014 tot en met 1 mei 2015 gebruik gemaakt van kinderopvang door tussenkomst van [bedrijf]. Zij heeft daarvoor voorschotten kinderopvangtoeslag ontvangen. Bij besluiten van 27 januari 2017 en 3 maart 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2014, voor zover toegekend voor de opvang die is genoten via [bedrijf], en voor het jaar 2015 definitief vastgesteld op nihil. Volgens de dienst heeft [appellante] geen recht op kinderopvangtoeslag voor de opvang die zij door tussenkomst van [bedrijf] heeft afgenomen omdat [appellante] niet heeft aangetoond dat zij de eigen bijdrage voor die kinderopvang heeft voldaan.
2.    De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op dit standpunt heeft gesteld nu vaststaat dat een deel van de kosten niet is betaald. Dat tussen [appellante] en [bedrijf] was afgesproken dat zij geen eigen bijdrage verschuldigd was, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Daarbij is van belang dat kinderopvangtoeslag een tegemoetkoming is hetgeen betekent dat een belanghebbende ook een eigen bijdrage aan de kinderopvanginstelling dient te betalen. De omstandigheid dat een betalingsregeling is getroffen, geeft naar het oordeel van de rechtbank evenmin aanleiding voor een ander oordeel, reeds nu niet is gebleken van concrete afspraken en voorts niet is gebleken dat [appellante] al gestart is met het afbetalen van de openstaande vordering. Ten slotte oordeelt de rechtbank dat de Belastingdienst/Toeslagen heeft mogen afzien van het horen van [appellante] in de bezwaarfase.
3.    [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot dit oordeel is gekomen. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst zij naar de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden en verzoekt deze als herhaald en ingelast te beschouwen. Op deze gronden is de rechtbank in de aangevallen uitspraak ingegaan. [appellante] heeft in haar hogerberoepschrift geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist is. Hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geeft dan ook geen aanleiding voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.
4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Donner-Haan, griffier.
w.g. Borman    w.g. Donner-Haan
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2018
674.