201803169/1/A2.
Datum uitspraak: 31 oktober 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 19 maart 2018 in zaken nrs. 17/2510, 2514 en 2515 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 20 juli 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de huurtoeslag voor [appellante] over 2014, 2015 en 2016 definitief berekend en op respectievelijk € 2.715,00, € 2.789,00 en € 2.803,00 vastgesteld en de teveel ontvangen voorschotten van haar teruggevorderd.
Bij afzonderlijke besluiten van 31 augustus 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de door [appellante] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 maart 2018 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2018, waar [appellante] en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. drs. J.H.E. van der Meer, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellante] heeft in 2014, 2015 en 2016 respectievelijk de volgende bedragen aan voorschotten huurtoeslag ontvangen: € 3.565,00, € 3.759,00 en € 3.917,00. Bij besluiten van 20 juli 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de huurtoeslag definitief berekend en vastgesteld op respectievelijk € 2.715,00, € 2.789,00 en € 2.803,00. Omdat [appellante] te veel huurtoeslag had ontvangen zijn bedragen (inclusief rente) van respectievelijk € 919,00, € 1.010,00 en € 1.118,00 teruggevorderd. De oorzaak hiervan lag in het feit dat er per abuis een onjuiste postcode in het systeem van de Belastingdienst/Toeslagen was verwerkt, waardoor de huurtoeslag aanvankelijk was berekend op basis van een onjuiste rekenhuur.
De uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep van [appellante] ongegrond verklaard en geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen de teveel ontvangen huurtoeslag mocht terugvorderen, ook al had de Belastingdienst/Toeslagen een fout gemaakt bij het invoeren van de adresgegevens.
Het hoger beroep
3. [appellante] betoogt dat de herziening van de tegemoetkoming gevolgd door terugvorderingen niet mochten plaats hebben, nu de Belastingdienst beschikte over gegevens die bij de toekenning van de tegemoetkoming al bekend waren of redelijkerwijs bekend hadden kunnen zijn bij de Belastingdienst/Toeslagen. [appellante] voert hiertoe aan dat zij op 13 maart 2012 haar nieuwe adres had doorgegeven aan de Belastingdienst/Toeslagen, maar dat zij een onjuiste postcode had vermeld. Op 14 maart 2012 heeft zij deze fout gecorrigeerd en de juiste postcode doorgegeven aan de Belastingdienst/Toeslagen. Deze wijziging is echter verkeerd verwerkt door de Belastingdienst/Toeslagen, waardoor er teveel aan voorschotten huurtoeslag was betaald. Deze fout had reden moeten zijn om de tegemoetkoming te herzien in haar voordeel. Handhaving van de toegekende tegemoetkoming zou in dit geval in strijd zijn met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, aldus [appellante].
3.1. Het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
3.2. Niet in geschil is dat [appellante] teveel huurtoeslag heeft ontvangen in de jaren 2014, 2015 en 2016, omdat de Belastingdienst/Toeslagen bij de berekening van het voorschot huurtoeslag is uitgegaan van een onjuist adres van [appellante], met bijbehorende onjuiste rekenhuur. In deze zaak is de vraag aan de orde of de Belastingdienst/Toeslagen in dit geval de huurtoeslag over de genoemde jaren bij de definitieve berekening op een lager bedrag mocht vaststellen, nu de onjuiste berekening van het voorschot werd veroorzaakt door een fout van de Belastingdienst/Toeslagen en zo ja, of de Belastingdienst/Toeslagen de teveel ontvangen huurtoeslag vervolgens van [appellante] mocht terugvorderen.
De artikelen 21 en 21a van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir), waarop [appellante] een beroep heeft gedaan, zijn in dit geval niet van toepassing. Deze bepalingen zien op herziening van een definitief vastgestelde tegemoetkoming. In deze zaak is echter geen sprake van een herziening van een definitief vastgestelde tegemoetkoming, maar van definitieve berekeningen en vaststellingen van huurtoeslagen over 2014, 2015 en 2016 die lager zijn dan het bedrag dat aan voorschotten is verstrekt.
Zoals de Afdeling vaak heeft overwogen, onder meer in de uitspraak van 18 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2406), vloeit uit de Awir voort dat aan de verlening van een voorschot geen gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend dat een met dat voorschot overeenkomende aanspraak op toeslag bestaat. Aan de omstandigheid dat de berekening van het voorschot ten onrechte is gebaseerd op een onjuist adres, met een bijbehorende huurprijs, kan daarom niet het vertrouwen worden ontleend dat de Belastingdienst/Toeslagen bij het vaststellen van de aanspraak op huurtoeslag dat ook zou doen. Nu de definitieve berekening en vaststelling van de huurtoeslag lager is dan het bedrag dat aan voorschotten is verstrekt, leidt dit tot een terug te vorderen bedrag. Zoals de Afdeling eerder ook meermaals heeft overwogen, onder meer in de genoemde uitspraak van 18 juli 2018, is de Belastingdienst/Toeslagen niet bevoegd van terugvordering af te zien, indien, zoals in dit geval, de definitieve berekening en vaststelling van huurtoeslag leidt tot een terug te vorderen bedrag. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen de teveel ontvangen huurtoeslag van [appellante] mocht terugvorderen, ook in dit geval, waarin sprake was van een fout gemaakt bij het invoeren van gegevens door de Belastingdienst/Toeslagen.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, griffier.
w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2018
17. BIJLAGE Algemene wet inkomensafhankelijkeregelingen Artikel 16, eerste, vijfde en zesde lid
1. De Belastingdienst/Toeslagen verleent de belanghebbende die een aanvraag voor een tegemoetkoming indient vóór 1 april van het jaar volgend op het berekeningsjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, een voorschot tot het bedrag waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld binnen 13 weken na de ontvangst van de aanvraag.
5. De Belastingdienst/Toeslagen kan het voorschot herzien, met dien verstande dat het voorschot daarbij niet kan worden verlaagd indien op het tijdstip van de herziening ten minste vijf jaren zijn verstreken na de laatste dag van het berekeningsjaar.
6. Een herziening van het voorschot kan leiden tot een terug te vorderen bedrag.
Artikel 19, eerste lid
1. Indien ten name van de belanghebbende, zijn partner of een medebewoner over het berekeningsjaar een aanslag inkomstenbelasting wordt vastgesteld, kent de Belastingdienst/Toeslagen de tegemoetkoming met betrekking tot dat berekeningsjaar toe binnen zes maanden na de vaststelling van de laatste in dit kader van belang zijnde aanslag. Indien ten name van de belanghebbende, zijn partner of een medebewoner over het berekeningsjaar een beschikking ter zake van niet in Nederland belastbaar inkomen wordt vastgesteld, kent de Belastingdienst/Toeslagen de tegemoetkoming met betrekking tot dat berekeningsjaar toe binnen acht weken na de vaststelling van de laatste in dit kader van belang zijnde beschikking. De tweede volzin is uitsluitend van toepassing indien de in die volzin genoemde termijn verloopt op een datum die gelegen is na afloop van de in de eerste volzin bedoelde termijn.
Artikel 21
1. De Belastingdienst/Toeslagen kan een toegekende tegemoetkoming herzien:
a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan de Belastingdienst/Toeslagen bij de toekenning redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de tegemoetkoming vermoedelijk tot een te hoog bedrag is toegekend, of
b. indien de tegemoetkoming tot een te hoog bedrag is toegekend en de belanghebbende of zijn partner dit wist of behoorde te weten.
2. Een tegemoetkoming kan met toepassing van dit artikel niet meer worden herzien indien vijf jaren zijn verstreken na de laatste dag van het berekeningsjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft.
3. Een herziening op grond van dit artikel kan leiden tot een terug te vorderen bedrag.
Artikel 21a
In bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen herziet de Belastingdienst/Toeslagen een toegekende of herziene tegemoetkoming die onherroepelijk is geworden in het voordeel van de belanghebbende.
Artikel 24, tweede lid
2. Indien voorschotten zijn verleend, worden deze verrekend met de tegemoetkoming.
Artikel 26
Indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, is de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd.