ECLI:NL:RVS:2018:3472

Raad van State

Datum uitspraak
24 oktober 2018
Publicatiedatum
24 oktober 2018
Zaaknummer
201708914/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhavend optreden door college van burgemeester en wethouders van Overbetuwe

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 13 oktober 2017 het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk verklaarde. Het geschil betreft de afwijzing door het college van burgemeester en wethouders van Overbetuwe van een verzoek om handhavend optreden, gedaan door [appellante] op 21 april 2016. Dit verzoek was ingediend omdat [appellante] door een afzetting van de toegangsweg naar haar agrarisch perceel niet in staat was om haar perceel te bereiken. De rechtbank oordeelde dat de afzetting inmiddels ongedaan was gemaakt en dat er geen garantie kon worden gegeven dat de toegangsweg te allen tijde vrij begaanbaar zou blijven. Bovendien had [appellante] de door haar gestelde schade niet aannemelijk gemaakt, waardoor zij geen procesbelang had bij het beroep.

In het hoger beroep betoogt [appellante] dat de rechtbank ten onrechte niet heeft beoordeeld of de toegangsweg een openbare weg is. Zij stelt dat de weg op de wegenlegger staat en nooit aan de openbaarheid is onttrokken. Daarnaast voert zij aan dat de afzetting in strijd was met het bestemmingsplan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 17 september 2018 ter zitting behandeld. De Afdeling oordeelt dat [appellante] onvoldoende procesbelang heeft aangetoond, omdat de schade die zij stelt niet rechtstreeks door het besluit van het college is veroorzaakt. De rechtbank heeft het beroep van [appellante] terecht niet-ontvankelijk verklaard.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van [appellante] af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201708914/1/A3.
Datum uitspraak: 24 oktober 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 oktober 2017 in zaak nr. 17/1615 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Overbetuwe.
Procesverloop
Bij besluit van 21 april 2016 heeft het college het verzoek van [appellante] om handhavend optreden afgewezen.
Bij besluit van 20 februari 2017 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 13 oktober 2017 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 september 2018, waar [appellante], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door A.M. van Laar, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    [appellante] is eigenaar van een agrarisch perceel achter de Sint Willibrordusstraat in Herveld. De toegang tot dat perceel is aan de Sint Willibrordusstraat, tegenover de straat De Hul. In de zomer van 2015 is begonnen met het bouwen van woningen op het perceel naast de toegangsweg. Daarom was vanaf november 2015 het hele bouwterrein, inclusief de toegangsweg, afgezet met grote hekken. Deze afsluiting heeft geduurd tot oktober 2016. Omdat [appellante] door de afzetting haar perceel niet kon bereiken, heeft zij in januari 2016 verzocht om handhavend optreden. Volgens het college was er geen overtreding, daarom is het verzoek afgewezen.
De uitspraak van de rechtbank
2.    De rechtbank heeft het beroep van [appellante] niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij is overwogen dat tenhoge tijde van het beroep de afzetting van de toegangsweg ongedaan was gemaakt en dat in deze procedure geen garantie kan worden gegeven dat de toegangsweg te allen tijde vrij begaanbaar zal blijven. Voor een beoordeling of het een openbare weg is, is daarom ook geen aanleiding meer. Verder heeft [appellante] de door haar gestelde schade niet aannemelijk gemaakt. Daarom heeft zij geen procesbelang bij het beroep, aldus de rechtbank.
Het hoger beroep
3.    [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet heeft beoordeeld of de toegangsweg een openbare weg is. De weg staat op de wegenlegger en is nooit aan de openbaarheid onttrokken. Verder heeft de toegangsweg de bestemming "Verkeer-Verblijf" en was de afzetting dus ook in strijd met het bestemmingsplan. Met het bestemmingsplan strijdig gebruik is verboden op grond van artikel 2.1.5.1 van de Algemene plaatselijke verordening (hierna: Apv). De geleden schade bestaat uit juridische kosten, emotionele schade, een gemiste fruitoogst en kosten voor achterstallig onderhoud. Als het college erkent dat de toegangsweg een openbare weg is, dan is de bereikbaarheid van het perceel voldoende gegarandeerd, aldus [appellante].
Heeft [appellante] procesbelang?
4.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 20 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3147), bestaat belang bij een beoordeling van een beroep indien een appellant stelt schade te hebben geleden en hij tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat hij dergelijke schade daadwerkelijk en als gevolg van het door hem bestreden besluit heeft geleden. Vaststaat dat de toegangsweg naar het perceel van [appellante] bijna heel 2016 afgezet is geweest. Door de afzetting kon zij het perceel in het geheel niet bereiken. [appellante] is daardoor een fruitoogst misgelopen en heeft haar boomgaard niet kunnen onderhouden. Over mogelijke financiële schade heeft [appellante] echter ter zitting toegelicht dat de boomgaard alleen nog maar hobbymatig wordt gebruikt en dat de afzetting in zoverre niet tot verlies aan inkomsten heeft geleid. Voor zover [appellante] erop heeft gewezen dat de afzetting wel heeft geleid tot achterstallig onderhoud, is niet gesteld of gebleken dat het achterstallig onderhoud ingrijpender of omvangrijker is geweest dan het gebruikelijke onderhoud gedurende een groeiseizoen. De gemaakte kosten voor juridische bijstand komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat het geen schade is die rechtstreeks door het besluit wordt veroorzaakt. Verder is de door [appellante] gestelde emotionele schade onvoldoende om tot het oordeel te komen dat in verband met immateriële schade procesbelang zou moeten worden aangenomen.
5.    De rechtbank heeft het beroep van [appellante] terecht niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
Conclusie en proceskosten
6.    Het hoger beroep van [appellante] is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, griffier.
w.g. Hagen    w.g. Kuggeleijn-Jansen
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2018
545.