ECLI:NL:RVS:2018:3464

Raad van State

Datum uitspraak
24 oktober 2018
Publicatiedatum
24 oktober 2018
Zaaknummer
201708684/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontheffingen voor het verontrusten en doden van ganzen in Zuid-Holland

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Natuur- en Milieufederatie Zuid-Holland en anderen tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had eerder een besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland bevestigd, waarbij ontheffingen werden verleend aan de Stichting Faunabeheereenheid Zuid-Holland voor het opzettelijk verontrusten en doden van verschillende soorten ganzen. De ontheffingen betroffen ook het verstoren van nesten en het beschadigen van eieren. De appellanten betogen dat de doelpopulaties in het Faunabeheerplan voor de Canadese gans en de kolgans niet voldoen aan de eisen voor een gunstige staat van instandhouding. Ze stellen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Canadese gans geen inheemse soort is en dat de doelpopulaties onvoldoende zijn gemotiveerd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 28 augustus 2018 behandeld. De Afdeling oordeelt dat de aanwijzing van de Canadese gans en de kolgans als beschermde inheemse diersoorten niet in strijd is met de wetgeving en dat de doelpopulaties in het Faunabeheerplan niet afbreuk doen aan de gunstige staat van instandhouding. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak wordt bevestigd.

Uitspraak

201708684/1/A3.
Datum uitspraak: 24 oktober 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Natuur- en Milieufederatie Zuid-Holland en anderen, gevestigd te
Den Haag,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 september 2017 in zaak nr. 16/10055 in het geding tussen:
Natuur- en Milieufederatie e.a.
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland.
Procesverloop
Bij besluit van 28 januari 2016 heeft het college aan de Stichting Faunabeheereenheid Zuid-Holland (hierna: de Faunabeheereenheid) verscheidene ontheffingen verleend voor het opzettelijk verontrusten en doden van verschillende soorten ganzen in de provincie Zuid-Holland en voor het zoeken, rapen, uit het nest nemen, beschadigen of vernielen van eieren en het beschadigen, vernielen, uithalen en wegnemen of verstoren van nesten van die ganzen.
Bij besluit van 10 november 2016 heeft het college het door Natuur- en Milieufederatie e.a. daartegen gemaakte bezwaar deels gegrond, deels ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 september 2017 heeft de rechtbank het door Natuur- en Milieufederatie e.a. daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben Natuur- en Milieufederatie e.a. hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Faunabeheereenheid heeft als derde-belanghebbende deelgenomen aan het geding.
De Faunabeheereenheid heeft een nader stuk ingediend.
Natuur- en Milieufederatie e.a. hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 augustus 2018, waar Natuur- en Milieufederatie e.a., vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. O. Uzgu en H.K. Melchers MSC zijn verschenen. Namens de Faunabeheereenheid zijn [gemachtigde a] en [gemachtigde b] verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb) in werking getreden en de Flora- en faunawet (hierna: de Ffw) ingetrokken. Nu het besluit op bezwaar voor die datum is genomen, is de Ffw op dit geding nog van toepassing.
2.    De tekst van de voor deze zaak relevante regelgeving is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Besluitvorming college
3.    Op 4 juni 2015 heeft de Faunabeheereenheid het college ter goedkeuring het Faunabeheerplan ganzen Zuid-Holland 2015-2020 (hierna: het Faunabeheerplan) aangeboden. Op 10 juli 2015 heeft de Faunabeheereenheid het college verzocht haar ontheffing te verlenen op grond van artikel 68 van de Ffw voor onder meer het opzettelijk verontrusten en doden van verschillende soorten ganzen, waaronder de Canadese gans en de kolgans. Bij het besluit van 28 januari 2016 heeft het college op grond van artikel 68, eerste lid, aanhef en onder a, b, c en d, van de Ffw, tot en met 31 oktober 2020 de verzochte ontheffingen aan de Faunabeheereenheid verleend.
In het besluit op bezwaar heeft het college de bezwaren van Natuur- en Milieufederatie e.a. gegrond verklaard voor zover het in zijn besluit van 28 januari 2016 de in de aanvraag van de Faunabeheereenheid vermelde tijdsperiodes niet heeft overgenomen. Voor het overige heeft het college de bezwaren ongegrond verklaard.
Hoger beroep Natuur- en Milieufederatie e.a.
4.    Natuur- en Milieufederatie e.a. betogen dat de rechtbank ten onrechte de door het college aan de Faunabeheereenheid verleende ontheffingen, voor zover betrekking hebbend op de Canadese gans en de kolgans, in stand heeft gelaten. Zij voeren als enige beroepsgrond aan dat de doelpopulaties in het Faunabeheerplan voor de Canadese gans en de kolgans geen gunstige staat van instandhouding borgen. Over de Canadese gans voeren zij aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de Canadese gans geen inheemse soort is en dat afschot daarom geen invloed heeft op de gunstige staat van instandhouding. Zij wijzen erop dat de Canadese gans wel degelijk is aangemerkt als inheemse soort en dat de verboden uit de Ffw ook op deze soort van toepassing zijn. Doordat met uitvoering van de ontheffing wordt gestreefd naar een "minimale stand" als doelpopulatie wordt de gunstige staat van instandhouding volgens hen ten onrechte niet geborgd. Over de kolgans voeren Natuur- en Milieufederatie e.a. aan dat onvoldoende is gemotiveerd dat met een doelpopulatie van 200 kolganzen de gunstige staat van instandhouding is geborgd. Natuur- en Milieufederatie e.a. voeren voorts aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat Zuid-Holland geen deel uitmaakt van het verspreidingsgebied van de kolgans en de Canadese gans als broedvogel. Nederland, inclusief Zuid-Holland, behoort beleidsmatig gezien tot het natuurlijke verspreidingsgebied van die soorten. Deze soorten moeten dus beschouwd worden als soorten die hier van nature voorkomen. In dat licht is onvoldoende gemotiveerd waarom de doelpopulaties zoals opgenomen in het Faunabeheerplan een gunstige staat van instandhouding borgen, aldus Natuur- en Milieufederatie e.a.
Beoordeling hoger beroep
5.    Het hoger beroep heeft uitsluitend betrekking op de vraag of de in het faunabeheerplan opgenomen doelpopulaties ten aanzien van de Canadese gans en de kolgans geen afbreuk doen aan de gunstige staat van instandhouding van beide soorten. De Afdeling overweegt hierover als volgt.
Ingevolge artikel 3 van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren (hierna: het Bbsd), gelezen in samenhang met bijlage 1 bij dit besluit, zoals deze gold ten tijde van belang, is de Canadese gans aangewezen als beschermde inheemse diersoort die in het gehele land veelvuldig belangrijke schade aanricht als bedoeld in artikel 65, eerste lid, onderdeel b, van de Ffw. Ingevolge het tweede lid van artikel 65 kan die aanwijzing slechts worden gegeven wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Met de aanwijzing van de Canadese gans in het Bbsd heeft als uitgangspunt te gelden dat geen andere bevredigende oplossing bestaat voor de bestrijding van de schade dan het opzettelijk verontrusten en doden van de Canadese gans en dat daarmee geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort; vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 11 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:37 en ECLI:NL:RVS:2017:36, en 13 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:43.
Over de kolgans overweegt de Afdeling dat deze soort ingevolge artikel 3 van het Bbsd, gelezen in samenhang met bijlage 2 bij dit besluit, is aangewezen als beschermde inheemse diersoort die in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanricht als bedoeld in artikel 65, eerste lid, onderdeel b, van de Ffw. Zoals hiervoor over de aanwijzing van de Canadese gans is overwogen, heeft met die aanwijzing als uitgangspunt te gelden dat geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Door Natuur- en Milieufederatie e.a. is onvoldoende gemotiveerd aangevoerd waarom deze aanwijzingen buiten toepassing moeten worden gelaten. Zij betogen dan ook tevergeefs dat de in het Faunabeheerplan opgenomen doelpopulaties geen gunstige staat van instandhouding borgen.
Het betoog faalt.
Conclusie
6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.
w.g. Daalder    w.g. Soffner
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2018
818. BIJLAGE
Flora- en faunawet
Artikel 9
Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen.
Artikel 10
Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten.
Artikel 68
1. Wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort, kunnen gedeputeerde staten, voorzover niet bij of krachtens enig ander artikel van deze wet vrijstelling is of kan worden verleend, ten aanzien van beschermde inheemse diersoorten, het Faunafonds gehoord, ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 9 tot en met 15, 15a, 15b, tweede lid in samenhang met het eerste lid, 16, 17, 18, 53, eerste lid, onderdelen c en d, 72, vijfde lid, en 74:
a. in het belang van de volksgezondheid en openbare veiligheid;
b. in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer;
c. ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren;
d. ter voorkoming van schade aan flora en fauna.
[…]
4. De ontheffing, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts verleend aan een faunabeheereenheid op basis van een faunabeheerplan.
[…]
Besluit beheer en schadebestrijding dieren
Artikel 2
Als beschermde inheemse diersoorten die in het gehele land veelvuldig belangrijke schade aanrichten als bedoeld in artikel 65, eerste lid, onderdeel a, van de wet zijn aangewezen de soorten genoemd in bijlage 1 bij dit besluit.
Artikel 3
Als beschermde inheemse diersoorten die in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten als bedoeld in artikel 65, eerste lid, onderdeel b, van de wet zijn aangewezen de soorten genoemd in bijlage 2 bij dit besluit.
Bijlage 1
Nederlandse naam    Wetenschappelijke naam
Canadese gans    Branta canadensis
Houtduif    Columba palumbus
Konijn    Oryctolagus cuniculus
Kauw    Corvus monedula
Vos    Vulpes vulpes
Zwarte kraai    Corvus corone corone
Bijlage 2
Nederlandse naam    Wetenschappelijke naam
Brandgans    Branta leucopsis
Ekster    Pica pica
Fazant    Phasianus colchicus
Grauwe gans    Anser anser
Haas    Lepus europaeus
Holenduif    Columba oenas
Huismus    Passer domesticus
Kleine rietgans    Anser brachyrhynchus
Knobbelzwaan    Cygnus olor
Kolgans    Anser albifrons
Meerkoet    Fulica atra
Rietgans    Anser fabalis
Ringmus    Passer montanus
Roek    Corvus frugilegus
Rotgans    Branta bernicla
Smient    Anas penelope
Spreeuw    Sturnus vulgaris
Wilde eend    Anas platyrhynchos
Woelrat    Arvicola terrestris