ECLI:NL:RVS:2018:3410

Raad van State

Datum uitspraak
15 oktober 2018
Publicatiedatum
18 oktober 2018
Zaaknummer
201802910/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van het CBR met betrekking tot rijvaardigheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 maart 2018. De rechtbank had het beroep van [appellant] tegen het besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) van 28 juni 2017 niet-ontvankelijk verklaard. De mondelinge uitspraak vond plaats op 15 oktober 2018, waarbij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandelde. De voorzitter van de zitting was Staatsraad mr. G.M.H. Hoogvliet, met mr. B. van Dokkum als griffier.

De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat [appellant] wel degelijk belang had bij een beoordeling van zijn beroep, aangezien de onderzoeken hem geld hebben gekost. De rechtbankuitspraak werd vernietigd, en de Afdeling beoordeelde het beroep van [appellant]. De argumenten die [appellant] naar voren had gebracht, waren echter onvoldoende om het mutatierapport van het CBR voor onjuist te houden. De Afdeling ging uit van de feiten zoals die in het rapport waren opgenomen, en concludeerde dat het CBR terecht een vermoeden van ongeschiktheid had aangenomen.

Daarom werd het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog ongegrond verklaard. Tevens werd bepaald dat de griffier van de Raad van State het door [appellant] betaalde griffierecht van € 253,00 terugbetaalt. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de feiten in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer het gaat om besluiten die financiële gevolgen hebben voor de betrokkenen.

Uitspraak

201802910/1/A2.
Datum uitspraak: 15 oktober 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 maart 2018 in zaak nr. 17/4168 in het geding tussen:
[appellant]
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR).
Openbare zitting gehouden op 15 oktober 2018 om 10:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. G.M.H. Hoogvliet    voorzitter
griffier: mr. B. van Dokkum
Verschenen:
Het CBR, vertegenwoordigd door [gemachtigde].
Het hoger beroep is gericht tegen de uitspraak van 1 maart 2018 van de rechtbank, waarbij het beroep tegen het besluit van het CBR van 28 juni 2017 niet-ontvankelijk is verklaard.
De Afdeling
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 maart 2018 in zaak nr. 17/4168;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;
IV.    verstaat dat de griffier van de Raad van State aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 253,00 (zegge: tweehonderddrieënvijftig euro) voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.
Daartoe overweegt zij het volgende:
-    [appellant] had, anders dan de rechtbank heeft overwogen, wel belang bij een beoordeling van zijn beroep, omdat de onderzoeken hem geld hebben gekost.
-    De rechtbankuitspraak wordt daarom vernietigd.
-    Dit betekent dat de Afdeling het beroep van [appellant] moet beoordelen.
-    Wat [appellant] naar voren heeft gebracht is onvoldoende om het mutatierapport voor onjuist te houden. De Afdeling gaat uit van de feiten zoals die in dat rapport zijn opgenomen. Op basis van die feiten mocht het CBR een vermoeden van ongeschiktheid aannemen.
-    Dit betekent dat het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog ongegrond wordt verklaard.
-    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
-    De griffier zal het door [appellant] betaalde griffierecht voor het hoger beroep terugbetalen. Dit gaat om € 253,00.
w.g. Hoogvliet    w.g. Van Dokkum
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
480.