ECLI:NL:RVS:2018:3406
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 oktober 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 20 februari 2017 aanvragen van vreemdelingen om een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen. De vreemdelingen, aangeduid als [vreemdeling a], [vreemdeling b] en [vreemdeling c], maakten bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard op 5 oktober 2017. Hierop hebben de vreemdelingen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 24 augustus 2018 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg binnen zes weken een nieuw besluit te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het verzoek om een voorlopige voorziening strekt tot het niet uitvoeren van de uitspraak van de rechtbank totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zal blijven, en heeft daarom het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
De uitspraak is openbaar gedaan op 17 oktober 2018, en de beslissing is vastgesteld door mr. H. Troostwijk, met mr. J.J. Schuurman als griffier.