201804256/2/R2.
Datum uitspraak: 18 oktober 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], wonend te Heeze, gemeente Heeze-Leende,
en
de raad van de gemeente Heeze-Leende,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 maart 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "1e Partiële herziening Kom Heeze 2015" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoekster] beroep ingesteld.
[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoekster] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 september 2018.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan "Kom Heeze 2015". Op de verbeelding zijn een aantal los van elkaar staande vlekken (plandelen) aangegeven waarvoor de verbeelding is aangepast. Voor het overige plangebied blijft de verbeelding van het bestemmingsplan "Kom Heeze 2015" van kracht. Voorts zijn de planregels herzien. Aan het gehele plangebied is de aanduiding "Overige zone-herziening planregels" toegekend. Ingevolge artikel 28, 28.3, van de planregels is op de gronden ter plaatse van de aanduiding "Overige zone-herziening planregels" de herziening van de regels van toepassing.
Artikel 15, lid 15.2.2, sub b, van de planregels is herzien en luidt als volgt:
"Op de voor "Tuin" aangewezen gronden mogen overkappingen tot 1,50 meter voor de voorgevellijn, maar niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw, worden gebouwd, mits de afstand tot de voorste perceelgrens minimaal 3,00 meter bedraagt en het binnen de bestemming Tuin gebouwde deel van de overkapping niet met enige wand omsloten is."
Artikel 19, lid 19.2.2, aanhef en onder sub b, van de planregels is herzien en luidt als volgt:
"Voor het bouwen van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen ter plaatse van de bestemming "Wonen" geldt de regel dat overkappingen tot 1,50 meter voor de voorgevellijn, maar niet voor de voorgevel van het hoofdgebouw, mogen worden gebouwd, mits de afstand tot de voorste perceelgrens minimaal 3,00 meter bedraagt en het voor de voorgevellijn gebouwde niet met enige wand omsloten is. "
2.1. Het verzoek van [verzoekster], die woont op het perceel [locatie] te Heeze, is gericht op het schorsen van de artikelen artikelen 15, lid 15.2.2, sub b, en 19, lid 19.2.2, aanhef en onder sub b, van de planregels voor zover van toepassing op de percelen Geldropseweg 132 en 136. Zij voert daartoe aan dat een onrechtmatige omgevingsvergunning is verleend ten behoeve van de bouw van een carport, een luifel bij de entree en een gevelwijziging op de gronden met de bestemming "Tuin" en "Wonen" op het perceel aan de Geldropseweg 136. Zij vreest dat op grond van de gewijzigde planregels alsnog een rechtmatige omgevingsvergunning kan worden verleend ten behoeve van een carport, een luifel bij de entree en een gevelwijziging.
Tevens vreest zij dat er op grond van het gewijzigde artikel 15, lid 15.2.2, sub b, van de planregels een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor het oprichten van een carport op de gronden met de bestemming "Tuin" op het perceel aan de Geldropseweg 132.
2.2. Ten aanzien van het perceel Geldropseweg 136 overweegt de Afdeling als volgt. Het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende (hierna: het college) heeft bij besluit van 8 september 2015, gehandhaafd bij besluit van 2 februari 2016, een omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van een carport, een luifel bij de entree en een gevelwijziging op het naastgelegen perceel aan de Geldropseweg 136 verleend. De rechtbank Oost-Brabant heeft het besluit van 2 februari 2016 vernietigd, omdat het college niet had onderkend dat de vergunde carport in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Kom Heeze 2015"voor de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd. Het college heeft vervolgens bij besluit van 20 september 2016 op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, en met toepassing van de afwijkingsbevoegdheid van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2˚, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang gelezen met artikel 4, aanhef en eerste lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, alsnog vergunning verleend voor bouwen in afwijking van het bestemmingsplan. Dit besluit is door de rechtbank in stand gelaten. Bij uitspraak van de Afdeling van 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2198, is het hiertegen ingestelde hoger beroep van [verzoekster] ongegrond verklaard. Inmiddels zijn de carport, een luifel bij de entree en een gevelwijziging op het naastgelegen perceel aan de Geldropseweg 136 gerealiseerd. 2.3. Ten aanzien van het perceel Geldropseweg 132, waar aan de gronden waar het om gaat de bestemming "Tuin" is toegekend, heeft de raad verklaard dat bij de gemeente geen bouwplannen voor dit perceel bekend zijn. Voorts heeft de raad verklaard dat op het perceel Geldropseweg 132 geen carport kan worden opgericht aangezien op dit perceel niet voldaan kan worden aan het gewijzigde artikel 15, lid 15.2.2, sub b, van de planregels. De afstand van het hoofdgebouw tot aan de perceelgrens bedraagt op het perceel Geldropseweg 132 minder dan 3 meter, waardoor er op grond van bovengenoemde planregel niet voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw kan worden gebouwd, aldus de raad. Als er al een bouwaanvraag binnenkomt dan kan daaraan niet worden meegewerkt, aldus de raad.
2.4. Nu voor het perceel aan de Geldropseweg 136 reeds een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend voor het bouwen van een carport, luifel bij de entree en een gevelwijziging en op het perceel Geldropseweg 132 het oprichten van een carport met artikel 15, lid 15.2.2, sub b, van de planregels niet mogelijk is, leidt de inwerkingtreding van de artikelen 15, lid 15.2.2, sub b, en 19, lid 19.2.2, aanhef en onder sub b, van de planregels niet tot een onomkeerbare situatie. Gelet hierop bestaat geen spoedeisend belang bij schorsing van de planregels.
3. Gelet op het voorgaande wordt het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, griffier.
w.g. Uylenburg w.g. Ouwehand
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2018
224