ECLI:NL:RVS:2018:3402

Raad van State

Datum uitspraak
18 oktober 2018
Publicatiedatum
18 oktober 2018
Zaaknummer
201801186/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Maarsseveense plassen e.o.

Op 30 januari 2018 heeft de raad van de gemeente Stichtse Vecht het bestemmingsplan "Maarsseveense plassen e.o." vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers, [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de verzoeken behandeld op 27 september 2018. Verzoeker sub 1 vreest overlast door het gebruik van een terras bij een horecagelegenheid, terwijl verzoeker sub 2 zich zorgen maakt over de bouw van een bijgebouw nabij haar perceel. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien het gebruik van het terras niet is toegestaan zonder exploitatievergunning en er geen onomkeerbare gevolgen te verwachten zijn voor de bouw van het bijgebouw. De verzoeken worden afgewezen.

Uitspraak

201801186/2/R2.
Datum uitspraak: 18 oktober 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1.    [verzoeker sub 1], wonend te Tienhoven, gemeente Stichtse Vecht,
2.    [verzoeker sub 2], wonend te Utrecht,
en
de raad van de gemeente Stichtse Vecht,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 januari 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Maarsseveense plassen e.o." vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.
Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[persoon] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 27 september 2018, waar [verzoeker sub 1], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en [verzoeker sub 2], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door drs. J.M.E. Broeke en drs. Sleutel, zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord [persoon].
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
[verzoeker sub 1]
2.    In het plan zijn aan een deel van de gronden aan de [locatie 1]a te Tienhoven de bestemmingen "Water" en "Verkeer" met de aanduiding "terras" toegekend. Ingevolge de artikelen 17, lid 17.1, aanhef en onder p, en 18, lid 18.1, aanhef en onder g, van de planregels is ter plaatse van de gronden met de bestemmingen "Verkeer" en "Water" ter hoogte van de aanduiding "terras" een terras bij een horecagelegenheid toegestaan.
2.1.    Het verzoek van [verzoeker sub 1], die woont op het perceel aan de [locatie 1] te Tienhoven, is gericht op het schorsen van de aanduiding "terras". Zij vreest dat het naast haar woning gelegen restaurant "De drie biggetjes" waar het terras bij hoort intensief gebruik zal gaan maken van het terras. Zij vreest voor overlast en in het bijzonder geluidhinder ten gevolge van het gebruik van het terras.
2.2.    Het terras is reeds gerealiseerd. Het verzoek heeft uitsluitend betrekking op het planologische mogelijk maken van het gebruik van het terras ten behoeve van een horecagelegenheid. Het vorige plan maakte dit gebruik niet mogelijk. Het terras wordt thans niet gebruikt. De raad heeft ter zitting gesteld dat een aanvraag voor een exploitatievergunning, die voor het gebruik ten behoeve van een horecagelegenheid nodig is, is ingetrokken in afwachting van de behandeling van de bodemprocedure.
De voorzieningenrechter overweegt dat als gevolg van de inwerkingtreding van het plan, het gebruik van het terras voor de horecagelegenheid planologisch mogelijk wordt, maar als gevolg van het ontbreken van een exploitatievergunning niet is toegestaan. De inwerkingtreding van het plan leidt in zoverre niet tot een onomkeerbare situatie. Gelet hierop is niet gebleken van een spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen.
[verzoeker sub 2]
3.    Het plan maakt het mogelijk dat op de gronden aan de [locatie 2] te Tienhoven ter plaatse van de bestemming "Tuin" en de aanduiding "bijgebouw" die naast de perceelsgrens is gesitueerd een derde bijgebouw zal worden opgericht. Op twee andere locaties op het perceel is ook de aanduiding "bijgebouw" toegekend ten behoeve van bestaande gebouwen.
3.1.    Het verzoek van [verzoeker sub 2], die gronden met een recreatieve bestemming in eigendom heeft die grenzen aan het perceel waar het derde bijgebouw is voorzien, is gericht op het schorsen van de betreffende aanduiding "bijgebouw". Zij stelt dat de bouwmogelijkheid onnodig dicht bij haar perceel is gesitueerd. Zij vreest voor een onomkeerbare situatie hangende de behandeling van de bodemprocedure omdat [persoon], die eigenaar is van de betreffende gronden aan de [locatie 2] te Tienhoven, voornemens is ter plaatse van de aanduiding "bijgebouw" een hooischuur op te richten. Zij vreest dat hangende de behandeling van de bodemprocedure daarvoor een omgevingsvergunning zal worden aangevraagd.
3.2.    Ter zitting heeft [persoon] verklaard in ieder geval niet voor 1 juli 2019 een omgevingsvergunning te zullen aanvragen voor het door het plan mogelijk gemaakte derde bijgebouw. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat zich in afwachting van de behandeling van het beroep door de Afdeling onomkeerbare gevolgen zullen voordoen. Gelet hierop is niet gebleken van een spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen.
4.    Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding de verzoeken van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, griffier.
w.g. Uylenburg    w.g. Ouwehand
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2018
224.