ECLI:NL:RVS:2018:3376

Raad van State

Datum uitspraak
17 oktober 2018
Publicatiedatum
17 oktober 2018
Zaaknummer
201800936/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor horecagelegenheid in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Ristorante Pizzeria Pappa Gallo B.V. en andere appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die hun beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning aan Happy Italy Spijkenisse 2 B.V. ongegrond verklaarde. De omgevingsvergunning was verleend voor het realiseren van een horecagelegenheid op het perceel Eerste Heulbrugstraat 40 te Spijkenisse. De rechtbank had geoordeeld dat de vergunning in overeenstemming was met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), ondanks dat het project in strijd was met het bestemmingsplan, dat de bestemming 'Maatschappelijk' en een dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-1' had. De appellanten betoogden dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de Wet Markt en Overheid geen onderdeel uitmaakte van het toetsingskader voor de aanvraag van de omgevingsvergunning. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 16 juli 2018 behandeld en geconcludeerd dat de Wet Markt en Overheid geen ruimtelijk aspect is en daarom niet in de afweging van het college betrokken hoefde te worden. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de Wet Markt en Overheid niet relevant was voor de beoordeling van de omgevingsvergunning. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.

Uitspraak

201800936/1/A1.
Datum uitspraak: 17 oktober 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Ristorante Pizzeria Pappa Gallo B.V., R & J Onroerend Goed B.V. en R & J Tapas B.V., alle gevestigd te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, (hierna tezamen en in enkelvoud: Ristorante Pappagallo)
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 december 2017 in zaak nr. 17/3740 in het geding tussen:
Ristorante Pappagallo
en
het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard.
Procesverloop
Bij besluit van 30 januari 2017 heeft het college aan Happy Italy Spijkenisse 2 B.V. (hierna: Happy Italy) een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een horecagelegenheid in het bestaande pand op het perceel Eerste Heulbrugstraat 40 te Spijkenisse (hierna: het perceel).
Bij besluit van 11 mei 2017 heeft het college het door Ristorante Pappagallo daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 december 2017 heeft de rechtbank het door Ristorante Pappagallo daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Ristorante Pappagallo hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juli 2018, waar Ristorante Pappagallo, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. H.F.J. Noppen, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Happy Italy heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een horecagelegenheid in het bestaande pand op het perceel. In het pand, dat eigendom is van de gemeente, is al een bibliotheek gevestigd. De horecagelegenheid is voorzien in een gedeelte van het pand dat nu leegstaat.
Op het perceel rust ingevolge het bestemmingsplan "Centrum 2012" de bestemming "Maatschappelijk" en de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie-1". Ingevolge artikel 14.1, aanhef en onder c, van de planregels zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden ter plaatste van de aanduiding ‘h’ bestemd voor horeca 1 en 2. Tussen partijen is niet in geschil dat de horecagelegenheid de op de plankaart met een ‘h’ aangeduide gronden overschrijdt, zodat het aangevraagde project in zoverre in strijd is met het bestemmingsplan. Om het project mogelijk te maken, heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo), gelezen in verbinding met artikel 4, onderdeel 9, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.
2.    Het geschil in hoger beroep beperkt zich tot de vraag of de zogenoemde Wet Markt en Overheid, waarmee een aantal gedragsregels voor overheden aan de Mededingingswet is toegevoegd, onderdeel uitmaakt van het toetsingskader voor een aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan. Volgens Ristorante Pappagallo heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de Wet Markt en Overheid geen onderdeel vormt van dat toetsingskader. Ristorante Pappagallo stelt zich op het standpunt dat de Wet Markt en Overheid in dit geval niet in acht is genomen en dat het college haar bezwaren hierover had moeten betrekken bij de afweging op grond van artikel 2.12, eerste lid, van Wabo. Zij wijst er in dit verband op dat privaatrechtelijke aspecten strikt genomen geen onderdeel uitmaken van het toetsingskader voor een aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan, maar dat die aspecten wel een rol kunnen spelen als zij een evidente belemmering vormen. Omdat de Wet Markt en Overheid, anders dan het privaatrecht, geen volledige rechtsbescherming aan rechtzoekenden biedt, bestaat te meer reden om te oordelen dat het college de door haar gestelde overtreding van die wet diende te betrekken bij de afweging, aldus Ristorante Pappagallo.
2.1.    Uit artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo volgt dat het bevoegd gezag bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan een afweging moet maken of het aangevraagde project in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het gaat daarbij om de ruimtelijke effecten van het project. Het bevoegd gezag is niet gehouden om andere dan ruimtelijke aspecten te betrekken bij de op grond van artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo te maken afweging. Dit kan anders zijn als andere dan ruimtelijke regels, bijvoorbeeld privaatrechtelijke regels, evident in de weg staan aan de uitvoerbaarheid van het project waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd.
De Wet Markt en Overheid bevat gedragsregels voor de overheid bij het verrichten van economische activiteiten, bedoeld om ongelijke concurrentieverhoudingen met andere aanbieders te voorkomen. Dit is geen ruimtelijk aspect, zodat het college niet om die reden gehouden was de Wet Markt en Overheid in zijn afweging te betrekken. Niet valt verder in te zien hoe de door Ristorante Pappagallo gestelde omstandigheid dat het college bepaalde gedragsregels uit de Wet Markt en Overheid niet in acht heeft genomen, voor Happy Italy een belemmering, laat staan een evidente belemmering, zou kunnen vormen om het project uit te uitvoeren. Ook in zoverre was het college niet gehouden de Wet Markt en Overheid in zijn afweging te betrekken.
Gelet op het voorgaande, heeft de rechtbank terecht overwogen dat de Wet Markt en Overheid geen onderdeel vormt van het toetsingskader voor een aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan. De stelling van Ristorante Pappagallo dat de Wet Markt en Overheid niet voorziet in volledige rechtsbescherming voor een rechtzoekende, kan niet leiden tot het oordeel dat het college om die reden die wet in zijn afweging op grond van artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo had moeten betrekken. Als Ristorante Pappagallo meent dat de Wet Markt en Overheid haar onvoldoende rechtsbescherming biedt, staat het haar vrij om zich tot de burgerlijke rechter te wenden.
Het betoog faalt.
3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. G.M.H. Hoogvliet en mr. H. Bolt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Van Grinsven
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2018
462-870.