ECLI:NL:RVS:2018:3357

Raad van State

Datum uitspraak
17 oktober 2018
Publicatiedatum
17 oktober 2018
Zaaknummer
201706660/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep exploitatievergunning alcoholhoudende horeca-inrichting

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Vin du Denneweg B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 26 juni 2017. De rechtbank had het beroep van Vin du Denneweg ongegrond verklaard, nadat de burgemeester van Den Haag op 3 april 2014 een exploitatievergunning had verleend voor een alcoholhoudende horeca-inrichting aan de Denneweg 11. De burgemeester verklaarde op 24 september 2014 het bezwaar van een omwonende niet-ontvankelijk, omdat de vergunning van rechtswege zou zijn vervallen. Vin du Denneweg stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de vergunning was vervallen, en dat de bekendmaking van de wijziging van de APV niet correct was gebeurd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 6 september 2018 behandeld. De Afdeling oordeelde dat de burgemeester de wijziging van de APV op de juiste wijze had bekendgemaakt en dat de vergunning inderdaad was vervallen door de wijziging van de ondernemer. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de exploitatievergunning was komen te vervallen, omdat er niet binnen dertien weken een nieuwe vergunning was aangevraagd na de wijziging van de ondernemer. Het hoger beroep van Vin du Denneweg werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

201706660/1/A3.
Datum uitspraak: 17 oktober 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Vin du Denneweg B.V., gevestigd te Den Haag,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 26 juni 2017 in zaak nr. 14/10018 in het geding tussen:
Vin du Denneweg
en
de burgemeester van den Haag.
Procesverloop
Bij besluit van 3 april 2014 heeft de burgemeester Vin du Denneweg een exploitatievergunning verleend voor de exploitatie van een alcoholhoudende horeca-inrichting aan de Denneweg 11.
Bij besluit van 24 september 2014 heeft de burgemeester het door [partij] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 26 juni 2017 heeft de rechtbank het door Vin du Denneweg daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Vin du Denneweg hoger beroep ingesteld.
De burgemeester en [partij] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 september 2018, waar Vin du Denneweg, vertegenwoordigd door mr. I.R. Köhne, advocaat te Voorburg, en [gemachtigde], en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. M. Wilbrink, zijn verschenen. Verder is ter zitting [partij] gehoord.
Overwegingen
1.    De van belang zijnde bepalingen uit de Gemeentewet en de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) zijn bijgevoegd in de aangehechte bijlage die deel uit maakt van deze uitspraak.
2.    Vin du Denneweg heeft een exploitatievergunning gekregen voor het exploiteren van een wijnbar op het adres Denneweg 11. [partij], een omwonende, heeft daartegen bezwaar gemaakt. De burgemeester heeft zich bij het besluit van 24 september 2014 op het standpunt gesteld dat de exploitatievergunning inmiddels van rechtswege is vervallen en heeft daarom het bezwaar van [partij] niet-ontvankelijk verklaard.
3.    De rechtbank heeft overwogen dat de burgemeester zich terecht op  het standpunt heeft gesteld dat de exploitatievergunning van rechtswege is vervallen en dat het bezwaar van [partij] dan ook terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
4.    Vin du Denneweg betoogt allereerst dat de rechtbank heeft miskend dat artikel 2:27, derde lid, van de APV op onjuiste wijze is bekendgemaakt en dus niet in werking is getreden. De wijziging is namelijk alleen in het digitale gemeenteblad vermeld.
Verder heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de vergunning is vervallen. Op grond van de APV vervalt een exploitatievergunning alleen als de horeca-inrichting niet langer wordt gedreven voor rekening van de ondernemer, op wiens naam de vergunning is gesteld. In dit geval is de vergunning op naam van Vin du Denneweg gesteld. De onderneming wordt nog altijd voor haar rekening gedreven en niet voor rekening van de bestuurders. Bovendien is er feitelijk niets gewijzigd, want [bestuurder] die als bestuurder is toegevoegd is niet zelfstandig bevoegd. Uit artikel 2:28, zesde lid, aanhef en onder e, van de APV blijkt dat haar standpunt dat de vergunning niet is vervallen juist is, aldus Vin du Denneweg.
4.1.    Uit artikel 139 van de Gemeentewet, zoals deze bepaling destijds luidde, volgt dat besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden bekend moeten worden gemaakt in het gemeenteblad om in werking te treden. Het gemeenteblad kan elektronisch worden uitgegeven.
De raad van de gemeente Den Haag heeft op 19 december 2013 de wijziging van artikel 2:27, derde lid, van de APV vastgesteld. Vervolgens is dit bekendgemaakt in het elektronisch gemeenteblad. Hierin is het RIS-nummer vermeld. Verder staat in het gemeenteblad dat het volledige besluit is te vinden op www.denhaag.nl onder het RIS-nummer. Tot slot is vermeld dat de geconsolideerde tekst van de gewijzigde APV vanaf de datum van inwerkingtreding van de wijziging, 1 januari 2014, te vinden is op www.overheid.nl. De wijziging is daarmee op de juiste wijze bekendgemaakt en in werking getreden op 1 januari 2014, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld.
4.2.    Ingevolge artikel 2 :28, tweede lid, van de APV wordt de vergunning op naam gesteld van de ondernemer. Ingevolge artikel 2:27, derde lid, van de APV is de ondernemer iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon, voor wiens rekening en risico de horeca-inrichting wordt gedreven en de bestuurders van de rechtspersoon of hun gevolmachtigden.  In artikel 2:28F, tweede lid, aanhef en onder a, van de APV is bepaald dat van beëindiging van de exploitatie van een horeca-inrichting sprake is indien de horeca-inrichting blijkens de registers van de Kamer van Koophandel niet meer voor rekening van de ondernemer, op wiens naam de vergunning is gesteld, wordt geëxploiteerd. Op grond van het eerste lid vervalt de exploitatievergunning bij beëindiging van de exploitatie van de horeca-inrichting als is beslist op een nieuwe vergunningaanvraag of als niet binnen dertien weken een nieuwe vergunning is aangevraagd. De definitie ‘ondernemer’ is blijkens de toelichting op de APV destijds bewust uitgebreid met de bestuurders van de rechtspersoon zodat ook de bestuurders onder het begrip vallen. Als de ondernemer wijzigt, dan is een nieuwe exploitatievergunning vereist. Dat geldt ook bij een bestuurswisseling. Dit is noodzakelijk om adequaat integriteitsonderzoek te verrichten naar de bij de onderneming betrokken (rechts)personen, aldus de toelichting.
Vin du Denneweg heeft ter zitting bij de Afdeling nader toegelicht dat volgens haar de definitiebepaling zo moet worden gelezen dat het gaat om twee categorieën van ondernemers, te weten 1) een natuurlijke of rechtspersoon voor wiens rekening en risico de horeca-inrichting wordt gedreven en 2) de bestuurders van de rechtspersoon. Naar zij stelt, is de exploitatievergunning niet op naam gesteld van de bestuurders van Vin du Denneweg, maar op naam van Vin du Denneweg voor wiens rekening en risico de horeca-inrichting wordt gedreven. Vin du Denneweg valt onder  categorie 1 van de definitiebepaling ondernemer. Omdat de ondernemer in die zin niet is gewijzigd bij het aantreden van [bestuurder], is de exploitatievergunning niet vervallen, aldus Vin du Denneweg. De Afdeling is van oordeel dat dit een onjuiste uitleg van de APV-bepalingen is. Ingevolge artikel 2:27, derde lid, van de APV vallen zowel natuurlijke personen en rechtspersonen als bestuurders onder het begrip ondernemer. Het gaat niet om twee te onderscheiden categorieën van ondernemers. In dat geval zou de toevoeging van bestuurders in de definitiebepaling namelijk zinledig zijn bij rechtspersonen, omdat het in artikel 2:28F, tweede lid, aanhef en onder a, van de APV dan volgens deze uitleg alleen zou gaan om categorie 1 en er bij een bestuurderswisseling geen integriteitsonderzoek naar de desbetreffende bestuurder zou kunnen plaatsvinden, terwijl dit juist het doel is van de uitbreiding van de definitiebepaling.
Vanaf 3 juni 2014 staat [bestuurder] bij de Kamer van Koophandel geregistreerd als bestuurder, gezamenlijk bevoegd met een andere bestuurder van Vin du Denneweg. De rechtbank heeft terecht overwogen dat met het aantreden van [bestuurder] de ondernemer als bedoeld in de APV is gewijzigd. Dat [bestuurder] geen zelfstandig bevoegde bestuurder is van Vin du Denneweg is in dit kader niet van belang. De rechtbank heeft terecht overwogen dat met het aantreden van [bestuurder] Vin du Denneweg niet meer wordt geëxploiteerd voor rekening van de ondernemer op wiens naam de vergunning is gesteld. Ten tijde van de vergunningverlening was [bestuurder] namelijk geen bestuurder. Ingevolge het eerste lid van artikel 2:28F van de APV vervalt de exploitatievergunning na het beëindigen van het exploiteren van de horeca-inrichting als is beslist op een nieuwe vergunningaanvraag of als niet binnen dertien weken een nieuwe vergunning is aangevraagd. Met de wijziging van de ondernemer, door het aantreden van [bestuurder], is de exploitatie van Vin du Denneweg beëindigd en is de vergunning komen te vervallen nu niet binnen dertien weken een nieuwe vergunning is aangevraagd, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld.
De rechtbank heeft tot slot terecht geoordeeld dat Vin du Denneweg zich ten onrechte op het standpunt stelt dat uit artikel 2:28, zesde lid, aanhef en onder e, van de APV, dat op 14 juni 2016 in werking is getreden, blijkt dat een wijziging in de ondernemer niet tot het vervallen van de exploitatievergunning leidt. Op basis van die bepaling is de burgemeester bevoegd de exploitatievergunning te weigeren, in te trekken of te wijzigen bij een gewijzigde exploitatie waarvoor geen nieuwe exploitatievergunning is aangevraagd. Dit geldt niet indien sprake is van een wijziging van de ondernemer. In die situatie geldt het regime van artikel 2:28F van de APV en is de vergunning reeds vervallen als is beslist op een nieuwe vergunningaanvraag of als niet binnen dertien weken een nieuwe vergunning is aangevraagd.
Het betoog faalt.
5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Niane-van de Put, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Niane-van de Put
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2018
805. BIJLAGE
Gemeentewet
Artikel 139, zoals dat ten tijde van belang luidde
1. Besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer zij zijn bekendgemaakt. 2. De bekendmaking geschiedt:
a. door plaatsing in het op een algemeen toegankelijke wijze uit te geven gemeenteblad;
[…]
3. Het gemeenteblad kan elektronisch worden uitgegeven. Na de uitgifte blijft het gemeenteblad elektronisch op een algemeen toegankelijke wijze beschikbaar. Indien elektronische uitgifte geheel of gedeeltelijk onmogelijk is, voorziet het gemeentebestuur in een vervangende uitgave. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden omtrent het bepaalde in de eerste en tweede volzin nadere regels gesteld.
[…]
APV, zoals deze luidde per 1 januari 2014
Artikel 2:27 Begripsomschrijvingen horeca-inrichtingen
[…]
3.  Ondernemer: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon, voor wiens rekening en risico de horeca-inrichting wordt gedreven en de bestuurders van de rechtspersoon of hun gevolmachtigden met uitzondering van de bestuurders van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4 Drank- en Horecawet.
[…]
Artikel 2:28 Exploitatievergunning horeca-inrichting
1. Het is, behoudens het bepaalde in artikel 2:28B, verboden een horeca-inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
2. De vergunning wordt op naam gesteld van de ondernemer, is locatie-gebonden en niet overdraagbaar.
[…]
Artikel 2:28F Vervallen van de vergunning / mutaties
1. Een vergunning ex artikel 2:28 vervalt, zodra het exploiteren van de horeca-inrichting is beëindigd en op een volledige aanvraag om een nieuwe vergunning voor het exploiteren van dezelfde horeca-inrichting is beslist, of, indien zodanige aanvraag niet is ingediend binnen 13 weken na het beëindigen van het exploiteren van de horeca-inrichting, bij het verstrijken van deze termijn.
2. Van beëindiging van het exploiteren van de horeca-inrichting is sprake, indien:
a. de horeca-inrichting blijkens de registers van de Kamer van Koophandel en Fabrieken niet meer voor rekening van de ondernemer, op wiens naam de vergunning is gesteld, wordt geëxploiteerd;
[…]
APV, zoals deze luidde per 14 juni 2016
Artikel 2:28
[…]
6. De burgemeester kan de exploitatievergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, tijdelijk of voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen, indien:
[…]
e. er sprake is van een gewijzigde exploitatie, met uitzondering van een wijziging in het beheer als bedoeld in artikel 2:30C, tweede lid, of een wijziging in de ondernemer, waarvoor geen nieuwe exploitatievergunning is aangevraagd
[…]