201710019/1/R3.
Datum uitspraak: 10 oktober 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1 a] en [appellant sub 1 b], beiden wonend te Kollum, gemeente Kollumerland en Nieuwkruisland,
2. [appellant sub 2 a] en [appellant sub 2 b], beiden wonend te Warfstermolen, gemeente Kollumerland en Nieuwkruisland,
en
de raad van de gemeente Kollumerland en Nieuwkruisland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 september 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Partiële en correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
[belanghebbende A] en [belanghebbende B] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 augustus 2018, waar [appellant sub 1 a], bijgestaan door [gemachtigde A], [appellant sub 2], vertegenwoordigd door [gemachtigde B], en de raad, vertegenwoordigd door mr. B. Bartelds en mr. L. Sijtsma, zijn verschenen.
Voorts is [belanghebbende A] als partij gehoord.
Overwegingen
Toetsingskader
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Inleiding
2. Het plan voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor het buitengebied van de gemeente Kollumerland.
Het beroep van [appellant sub 1]
Inleiding
3. In het bestemmingsplan is, voor zover thans van belang, aan de gronden van het perceel [locatie 1] met de bestemming "Agrarisch met waarden - besloten gebied" de functieaanduiding "kampeerterrein" toegekend.
[appellant sub 1] heeft plannen om op zijn perceel een recreatiebedrijf met chalets, trekkershutten en kampeerplaatsen te beginnen. Hij keert zich tegen de ligging van het kamppeerterrein dat voor een groot deel grenst aan zijn perceel. Hij vreest dat ook de sanitaire gebouwen bij zijn perceel zullen worden opgericht.
[belanghebbende B] en [belanghebbende A] zijn eigenaren van het perceel [locatie 1].
4. Ter zitting heeft [appellant sub 1] verklaard dat het beroep zich uitsluitend richt tegen het plan voor zover dit bij recht kleinschalig kamperen mogelijk maakt op een perceel dat grenst aan zijn perceel.
5. [appellant sub 1] voert aan dat in de plantoelichting is vermeld dat aan de gronden van het perceel [locatie 1] onder meer de aanduiding "kampeerterrein" is toegevoegd, overeenkomstig de verleende omgevingsvergunning. Hij stelt dat de omgevingsvergunning geen betrekking heeft op de functie kampeerterrein, zodat ten onrechte de indruk wordt gewekt dat het om een bestaande legale situatie gaat. Daardoor is de ruimtelijke afweging niet toereikend. Hij betoogt daartoe dat in andere gevallen wordt getoetst aan artikel 6, leden 6.5.1 en 6.5.2, van de planregels. Het is echter niet duidelijk of wel wordt voldaan aan artikel 6, lid 6.5.2. onder a, van de planregels dat bepaalt dat het totaal aantal kleinschalige kampeerterreinen niet meer dan 20 bedraagt. Ook sluit het kampeerterrein volgens [appellant sub 1] in strijd met artikel 6, lid 6.5.2, onder b, van de planregels niet aan op de agrarische erven en woonerven. [appellant sub 1] betoogt dat het kampeerterrein door de L-vorm van de aanduiding "kampeerterrein" diep in het landschap doordringt en grenst aan zijn terrein. Niet duidelijk is waar de kampeerplekken gesitueerd zullen worden, aldus [appellant sub 1].
5.1. De raad stelt dat [appellant sub 1] niet is geschaad in zijn rechtsbeschermingsmogelijkheden, omdat hij wel een zienswijze naar voren heeft gebracht. De raad geeft aan dat in dit geval het kampeerterrein niet mogelijk is gemaakt door toepassing van de afwijkingsbevoegdheid, maar dat het bestemmingsplan is gewijzigd. De raad wijst erop dat in de plantoelichting is vermeld dat de uitgangspunten niet wijzigen ten opzichte van het bestemmingsplan "Buitengebied 2012". Voor de beleidsmatige en ruimtelijke afwegingen verwijst de plantoelichting daarom naar de toelichting bij het bestemmingsplan "Buitengebied 2012". Daarin is vermeld dat het beleid vooral is gericht op de verdere ontwikkeling van de kleinschalige vormen van verblijfsrecreatie. De raad geeft aan dat in de plantoelichting bij het bestemmingsplan "Buitengebied 2012" is vermeld dat er 7 kleinschalige kampeerterreinen zijn binnen het plangebied.
5.2. Artikel 6, lid 6.1, aanhef en onder e, luidt: "De voor "Agrarisch met waarden - besloten gebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor bestaande kleinschalige kampteerterreinen, alsmede één nieuw kleinschalig kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding "kampteerterrein"."
Artikel 6, lid 6.5.1, van de planregels luidt: "Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken conform het bepaalde in 6.5.2 t/m 6.5.4, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder de bezonnings- en privacysituatie;
b. de landschapskenmerken als opgenomen in Bijlage 2 'Landschapskenmerken' behorende bij deze regels;
c. de verkeersveiligheid."
Artikel 6, lid 6.5.2, van de planregels luidt: "Er kan worden afgeweken van 6.1 en 6.4 voor het gebruiken van een nieuw kleinschalig kampeerterrein dan wel het uitbreiden van het gebruik van een bestaand kleinschalig kampeerterrein bij agrarische bedrijven en woningen, met dien verstande dat:
a. het totaal aantal kleinschalige kampeerterreinen binnen het plangebied niet meer bedraagt dan 20;
b. een kleinschalig kampeerterrein alleen is toegestaan aansluitend aan en behorende bij bestaande agrarische (klein)bedrijfserven en bestaande woonerven;
c. een kleinschalig kampeerterrein alleen is toegestaan voor zover bij het agrarisch bedrijf ten minste één bedrijfswoning dan wel een woning aanwezig is;
d. het kleinschalig kampeerterrein op gronden direct aansluitend bij de bestaande agrarische- en woonbebouwing moet worden gesitueerd;
e. niet meer dan 15 kampeerplaatsen zijn toegestaan indien de afstand van een kampeerplaats tot de dichtstbijzijnde bestemmingsgrens van een bestemming waarop een (bedrijfs)woning is toegestaan, anders dan de (bedrijfs)woning behorend bij het kampeerterrein, 30 m of meer bedraagt en indien sprake is van een perceel, inclusief de bestaande (woon)bebouwing, van een oppervlakte van ten minste 0,5 hectare;
f. niet meer dan 25 kampeerplaatsen zijn toegestaan indien de afstand van een kampeerplaats tot de dichtstbijzijnde bestemmingsgrens van een bestemming waarop een (bedrijfs)woning is toegestaan, anders dan de (bedrijfs)woning behorend bij het kampeerterrein, 50 m of meer bedraagt en indien sprake is van een perceel, inclusief de bestaande (woon)bebouwing, van een oppervlakte van ten minste 0,75 hectare;
g. uitsluitend mobiele kampeermiddelen op een kleinschalig kampeerterrein zijn toegestaan;
h. uitsluitend in de periode van het kampeerseizoen kampeermiddelen op een kleinschalig kampeerterrein zijn toegestaan, met dien verstande dat de afstand tot de bestaande (voormalige) agrarische bebouwing dan wel de woning behorende bij het eigen perceel niet meer dan 25 m bedraagt."
5.3. De raad heeft ter zitting erkend dat in de plantoelichting ten onrechte is vermeld dat de aanduiding "kampeerterrein" is toegevoegd overeenkomstig de verleende omgevingsvergunning. Van Dekken is daardoor echter niet in zijn rechtsbeschermingsmogelijkheden geschaad, omdat hij naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan een zienswijze naar voren heeft gebracht.
Voor zover [appellant sub 1] zich ertegen keert dat de sanitaire gebouwen in de nabijheid van zijn perceel kunnen worden opgericht, overweegt de Afdeling als volgt. De locatie voor de sanitaire gebouwen staat nog niet vast. In hetgeen [appellant sub 1] heeft aangevoerd bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de oprichting van sanitaire gebouwen niet in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening kan plaatsvinden. Ingevolge artikel 6, lid 6.3.1 en 6.3.2, kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van artikel 6, lid 6.2.1, voor het bouwen van sanitaire gebouwen. Tegen het besluit tot verlening van een omgevingsvergunning staan voor [appellant sub 1] rechtsbeschermingsmogelijkheden open.
Voor zover [appellant sub 1] wijst op de voorwaarden die in artikel 6, lid 6.5.2, van de planregels zijn opgenomen, heeft de raad terecht gesteld dat in dit geval de afwijkingsprocedure niet is toegepast. De raad heeft ter zitting verklaard dat het gaat om een beeldbepalende boerderij, die om de nodige ruimte vraagt. Daarom heeft de raad het nodig geacht om de standplaatsen op enige afstand van het erf te voorzien. Bovendien heeft de raad daarbij betrokken dat [belanghebbende A] en [belanghebbende B] de kampeerplekken rond hun snijbloemenvelden willen situeren, zodat hun gasten zicht op de bloeiende bloemen hebben. Gelet hierop heeft de raad in redelijkheid het kampeerterrein op enige afstand van de woning mogelijk kunnen maken. [appellant sub 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn bedrijfsvoering daardoor wordt gehinderd.
Het betoog faalt.
6. Het beroep van [appellant sub 1] is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van [appellant sub 1] bestaat geen aanleiding.
Het beroep van [appellant sub 2]
Inleiding
8. [appellant sub 2] is eigenaar van een perceel aan de [locatie 2] te Warfstermolen. Hij heeft daar een groepsaccomodatie en een bed en breakfast. Hij wil graag niet alleen degenen die bij hem verblijven, maar ook mensen uit de omgeving kunnen ontvangen voor brunches, high tea, diner of workshops en heeft daarom verzocht om ondergeschikte horeca-activiteiten mogelijk te maken.
Concreet initiatief
9. [appellant sub 2] voert aan dat de raad zijn plannen ten onrechte niet volledig bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft betrokken. [appellant sub 2] geeft aan dat zijn plannen betrekking hebben op ondergeschikte horeca. In de inspraakfase heeft hij de gegevens over bezoekersaantallen, verkeersbewegingen en parkeergelegenheid aangeleverd.
9.1. De raad heeft ter zitting erkend dat hij zijn standpunt dat hij over onvoldoende gegevens beschikte om de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het initiatief te beoordelen niet deugdelijk heeft gemotiveerd, omdat het aantal bezoekers, de soort en de omvang van de activiteiten bekend waren ten tijde van de vaststelling van het plan en de raad niet heeft vermeld welke gegevens nog meer nodig zijn.
9.2. Aan de gronden is de bestemming "Recreatie - 4" toegekend.
Artikel 22, lid 22.1, van de planregels luidt: "De voor 'Recreatie - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. logiesaccommodaties, uitsluitend in de vorm van gastverblijven en een groepsaccommodatie;
b. een kleinschalig kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding "kampeerterrein";
en daaraan ondergeschikt voor:
[…]
d. ondergeschikte horeca-activiteiten aan de in a en b genoemde functies; […]"
9.3. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat betreft dit onderdeel niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
Het betoog slaagt.
10. Het beroep van [appellant sub 2] is gegrond. Het besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd voor zover het het plandeel met de bestemming "Recreatie - 4" betreft, zover dit betrekking heeft op het perceel van [appellant sub 2]. De raad dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen
11. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 2 a] en [appellant sub 2 b] gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Kollumerland en Nieuwkruisland van 28 september 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Partiële en correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012", voor zover het het plandeel met de bestemming "Recreatie- 4" betreft voor zover dit betrekking heeft op het perceel van [appellant sub 2];
III. draagt de raad van de gemeente Kollumerland en Nieuwkruisland op om binnen zestien weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. verklaart het beroep van [appellant sub 1 a] en [appellant sub 1 b] ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Kollumerland en Nieuwkruisland tot vergoeding van bij [appellant sub 2 a] en [appellant sub 2 b] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.002,00 (zegge: duizendtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Kollumerland en Nieuwkruisland aan [appellant sub 2 a] en [appellant sub 2 b] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Bijleveld
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2018
433.