ECLI:NL:RVS:2018:3161

Raad van State

Datum uitspraak
27 september 2018
Publicatiedatum
28 september 2018
Zaaknummer
201806695/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.B.M. Hent
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdelingenbewaring en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 20 juli 2018. De vreemdeling heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 13 augustus 2018, waarin zijn beroep ongegrond werd verklaard, hoger beroep ingesteld. De rechtbank had eerder het terugkeerbesluit onrechtmatig geacht, maar de maatregel van bewaring niet onrechtmatig verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.T.V. Le, heeft in zijn eerste grief aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de maatregel van bewaring niet onrechtmatig heeft geacht, gezien het onrechtmatige terugkeerbesluit.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat de bewaringsrechter de maatregel van bewaring ambtshalve onrechtmatig moet achten als er geen rechtmatig terugkeerbesluit is. Aangezien de rechtbank het terugkeerbesluit heeft vernietigd, ontbrak het aan een rechtmatig besluit voor de maatregel van bewaring. De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. De vreemdeling is een schadevergoeding toegekend voor de periode van 20 juli 2018 tot 1 augustus 2018, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten.

De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak is als volgt: het hoger beroep is gegrond, de uitspraak van de rechtbank is vernietigd, het beroep van de vreemdeling is gegrond verklaard, en er is een schadevergoeding toegekend van € 1.035,00. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 1.503,00.

Uitspraak

201806695/1/V3.
Datum uitspraak: 27 september 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 13 augustus 2018 in zaak nr. NL18.13975 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 20 juli 2018 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 13 augustus 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.T.V. Le, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De vreemdeling voert in zijn eerste grief aan dat, aangezien de rechtbank heeft geoordeeld dat het terugkeerbesluit onrechtmatig is, zij ten onrechte de maatregel van bewaring niet onrechtmatig heeft geacht.
2.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 26 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX4830), dient de bewaringsrechter de maatregel van bewaring ambtshalve onrechtmatig te achten wegens het ontbreken van een rechtmatig terugkeerbesluit, indien de rechtbank voorafgaand dan wel gelijktijdig met haar uitspraak in de bewaringsprocedure een terugkeerbesluit onrechtmatig acht en daarom vernietigt. De rechtbank heeft in dit geval het beroep tegen het terugkeerbesluit ter zitting gelijktijdig behandeld met het beroep tegen de maatregel van bewaring en bij uitspraak van 13 augustus 2018 in zaak nr. NL18.14163 vernietigd. Dit betekent dat aan de maatregel van bewaring een rechtmatig terugkeerbesluit ontbreekt, zodat de rechtbank die maatregel ten onrechte niet van meet af aan onrechtmatig heeft geacht. De grief slaagt.
3.    Het hoger beroep is al hierom kennelijk gegrond. De tweede grief behoeft daarom geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 20 juli 2018 van de staatssecretaris alsnog gegrond verklaren. Nu de vrijheidsontnemende maatregel al is opgeheven, kan een daartoe strekkend bevel achterwege blijven. Aan de vreemdeling wordt met toepassing van artikel 106, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 na te melden vergoeding toegekend over de periode van 20 juli 2018 tot 1 augustus 2018, de dag waarop de vrijheidsontnemende maatregel is opgeheven.
4.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 13 augustus 2018 in zaak nr. NL18.13975;
III.    verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV.    kent aan de vreemdeling een vergoeding toe van € 1.035,00
(zegge: duizendvijfendertig euro), ten laste van de Staat der Nederlanden, te betalen door de griffier van de Raad van State;
V.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.503,00 (zegge: vijftienhonderddrie euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.B.M. Hent, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. Hent    w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 september 2018
47-863.