ECLI:NL:RVS:2018:3112
Raad van State
- Hoger beroep
- C.J. Borman
- A.B.M. Hent
- E. Helder
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake last onder dwangsom voor illegale kamergewijze verhuur
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 26 september 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had op 5 januari 2017 het beroep van [appellant] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht ongegrond verklaard. Dit besluit, genomen op 26 februari 2015, hield in dat [appellant] onder oplegging van een last onder dwangsom van € 15.000,00 werd gelast om voor 1 mei 2015 de illegale kamergewijze verhuur van zijn woning aan de [locatie] te Utrecht te staken en gestaakt te houden.
Na het besluit van 26 februari 2015 heeft [appellant] bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond bij besluit van 2 februari 2016. Vervolgens werd [appellant] geïnformeerd dat de dwangsom van € 15.000,00 was verbeurd. De rechtbank bevestigde de besluiten van het college, waarop [appellant] hoger beroep instelde. Tijdens de zitting op 26 juni 2018 heeft het college echter nieuwe informatie ingediend, waaruit bleek dat de bevoegdheid tot invordering van de dwangsom was verjaard en dat [appellant] inmiddels over een omzettingsvergunning beschikte.
Gelet op deze nieuwe omstandigheden heeft de Afdeling geoordeeld dat [appellant] geen belang meer had bij een beoordeling van het hoger beroep. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant] tot een bedrag van € 1.252,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.