201705862/1/R6.
Datum uitspraak: 26 september 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
provinciale staten van Gelderland,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 28 juni 2017 hebben provinciale staten het inpassingsplan "Arnhemseweg en Hengelder (gemeente Zevenaar)" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Provinciale staten hebben een verweerschrift ingediend.
Provinciale staten hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 augustus 2018, waar [appellant] en provinciale staten, vertegenwoordigd door ir. R.L.M. Westerhof, ing. A.C. Kramer-van Kraaij, drs. M. den Hertog en mr. C.E. Barnhoorn, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het inpassingsplan voorziet, voor zover in deze procedure van belang, in diverse maatregelen aan de Arnhemseweg (in het verlengde van de provinciale weg N810) en de Hengelaar, die nu de kernen van Zevenaar en Duiven verbindt. De maatregelen bestaan onder andere uit een verbreding van de Arnhemseweg naar 2 x 2 rijstroken. Die zijn er op gericht om de verwachte stijging in verkeersbewegingen op deze weg tot en met 2033 het hoofd te kunnen bieden. De verkeersbewegingen op de Arnhemseweg zullen naar verwachting stijgen van 16.000 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal) naar circa 26.000 en 28.000 mvt/etmaal in 2024 en 2033. Het plangebied omvat, voor zover hier van belang, een deel van de N810 en de rotonde Arnhemseweg - Roodwilligen - Schellenkrans. Aan dit deel zijn de bestemming "Verkeer" en (deels) de aanduidingen "specifieke vorm van verkeer - geluidwerende muur" en "specifieke vorm van verkeer - geluidwal met scherm" toegekend.
[appellant] woont op het adres [locatie], op ongeveer 110 m van de grens van het plangebied dat de Arnhemseweg omvat en 200 m van de Arnhemseweg. De hiervoor genoemde aanduidingen voor de geluidwerende voorzieningen liggen op gronden tussen zijn woning en de rotonde en de Arnhemseweg.
2. [appellant] kan zich niet verenigen met het plan. Volgens hem zijn de gevolgen van die verbreding, die zich met name uiten in geluidhinder en een verslechtering van de luchtkwaliteit, niet in samenhang beoordeeld met de hinder die andere infrastructuur in de omgeving geeft of gaat geven. Hij doelt daarbij op de hinder van de Betuwelijn, de verbreding van de A12, het doortrekken van de A15, vliegtuigen van en naar Lelystad en de toename van het verkeer op de Hengelder ten gevolge van de sluiting van de afslag Griethse Poort. Ook hierdoor zal meer verkeer over de Arnhemseweg komen. Dit alles klemt volgens hem te meer, omdat de Arnhemseweg door Zevenaar heen loopt. Hij stelt daarom een alternatieve route voor, die tussen de A12 en Zevenaar zou kunnen liggen.
2.1. Provinciale staten stellen dat in het akoestisch onderzoek rekening is gehouden met de cumulatie van de geluidbelasting afkomstig van de aanpassingen in de Arnhemseweg en de toekomstige geluidbelasting die de doortrekking en de aanpassing van de snelwegen met zich zal brengen. Deze gecumuleerde geluidbelasting zal maximaal 50 dB bedragen op de gevel van de woning van [appellant]. Deze geluidbelasting is lager dan de gecumuleerde geluidbelasting die volgens het geluidbeleid van de gemeente Zevenaar aanvaardbaar wordt geacht. Daarnaast stellen provinciale staten dat de geluidbelasting ten opzichte van de huidige situatie maar beperkt toeneemt, mede omdat er stil asfalt wordt aangelegd en langs het deel van de Arnhemseweg nabij de woning van [appellant], een geluidwal wordt opgericht. Verder stellen zij dat de concentraties van fijn stof die zullen ontstaan na realisatie van het plan ruimschoots onder de wettelijke normen liggen. Mede omdat [appellant] op een afstand van minimaal 900 m vanaf de snelwegen woont, behoeft ter plaatse van de woning van [appellant] niet voor onaanvaardbare hinder als gevolg van verkeer over de bestaande en toekomstige infrastructuur te worden gevreesd. Over het aanleggen van een rondweg om Zevenaar stellen zij dat dit maar in zeer beperkte mate een vermindering van verkeer door Zevenaar zelf met zich zou brengen. Verder stellen provinciale staten dat zij als beleid hanteren dat eerst de bestaande infrastructuur moet worden verbeterd en dat pas als dit geen oplossing meer biedt, nieuwe infrastructuur wordt aangelegd.
2.2. Niet in geschil is dat zowel als gevolg van het nu ter beoordeling staande plan, als door diverse infrastructurele ontwikkelingen in de omgeving het drukker zal worden op de Arnhemseweg. Verder acht de Afdeling het aannemelijk dat de geluidbronnen die [appellant] noemt, hoorbaar kunnen zijn bij zijn woning. De Afdeling overweegt dat [appellant] de uitkomsten van het akoestisch onderzoek, waaronder de berekende gecumuleerde geluidbelasting van 50 dB ter plaatse van zijn woning, niet heeft bestreden. Evenmin heeft [appellant] bestreden dat bij het bepalen van die gecumuleerde geluidbelasting de geluidgevolgen van de aanpassingen aan de A15 en de A12 zijn betrokken. Voorts overweegt de Afdeling dat [appellant] op minimaal 900 m van de door te trekken A15 en de A12 en minimaal 1,5 km van de Betuwelijn woont. Onder deze omstandigheden hebben provinciale staten zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet voor onaanvaardbare geluidhinder als gevolg van het plan en de aanpassingen van de snelwegen hoeft te worden gevreesd. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat provinciale staten zich op het standpunt hadden moeten stellen dat de andere genoemde geluidbronnen in, rond en boven Zevenaar tezamen een zo grote geluidbelasting bij de woning van [appellant] opleveren, dat het plan niet mocht worden vastgesteld. Daarbij betrekt de Afdeling dat het plan voorziet in geluidwerende maatregelen tussen de Arnhemseweg en de woning van [appellant] en dat provinciale staten hebben verklaard dat bij de herinrichting van de Arnhemseweg stil asfalt zal worden toegepast.
Over de concentraties van fijn stof overweegt de Afdeling dat in het luchtkwaliteitsonderzoek is vermeld dat in de omgeving van de Arnhemseweg een jaargemiddelde concentratie van tussen de 19 en 20 µg/m3 optreedt. Nu de concentraties ruim onder de wettelijke grenswaarden liggen, hebben provinciale staten zich ook op dit punt in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet voor een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant] als gevolg van fijn stof behoeft te worden gevreesd.
Over het voorgestelde alternatief van [appellant] overweegt de Afdeling dat provinciale staten inzichtelijk hebben gemaakt dat zo’n rondweg slechts een beperkte afname van het verkeer door de stad met zich zou brengen. Voorts acht de Afdeling het uitgangspunt van provinciale staten dat eerst de bestaande infrastructuur moet worden benut om een toename van verkeer op te vangen, niet onredelijk. Provinciale staten hebben daarom na afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet voor het door [appellant] voorgedragen alternatief hoeven kiezen.
Het betoog van [appellant] slaagt daarom niet.
3. Het voorgaande leidt de Afdeling tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt en mr. D.A. Verburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.
w.g. Polak w.g. Van Helvoort
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2018
361.