201807419/1/V3.
Datum uitspraak: 18 september 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 september 2018 in zaak nr. NL18.15296 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 18 augustus 2018 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 3 september 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C. Chen, advocaat te Alkmaar, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de vreemdeling zich nader uitgelaten.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb, bevat het hogerberoepschrift de naam van de indiener.
Ingevolge artikel 85, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, voor zover hier van belang, wordt, indien niet is voldaan aan artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing, indien niet is voldaan aan de vereisten vermeld in artikel 6:5, eerste lid, onder c en d, of aan het eerste lid of tweede lid van dit artikel.
2. De vreemdeling moet worden aangemerkt als de indiener van het hogerberoepschrift in de zin van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb. Dat geschrift moet derhalve ingevolge die bepaling zijn naam bevatten. Aan dat vereiste is niet voldaan. Bij aangetekend verzonden brief van 11 september 2018 is de vreemdeling in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen. Hierbij is vermeld dat er rekening mee moet worden gehouden dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien het verzuim niet binnen de gestelde termijn wordt hersteld. De vreemdeling heeft het verzuim niet hersteld.
3. Het hoger beroep is, gelet op voormeld artikel 85, derde lid, kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.
w.g. Verheij w.g. Annen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 september 2018
765.