ECLI:NL:RVS:2018:3049
Raad van State
- Hoger beroep
- P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
- N. Verheij
- E.J. Daalder
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de minister inzake klacht over woningcorporatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 24 augustus 2017. [appellant] heeft in 2011 een appartement gekocht van woningstichting Patrimonium en heeft zich in juli 2014 met een klacht gewend tot de Commissie AedesCode, die deze ongegrond verklaarde. In maart 2015 heeft [appellant] de minister verzocht om zijn klacht te behandelen, maar de minister heeft dit verzoek doorgestuurd naar de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), die aangaf niet bevoegd te zijn. [appellant] heeft vervolgens Patrimonium aansprakelijk gesteld voor schade en de minister verzocht om schadevergoeding, maar de minister verklaarde het bezwaar van [appellant] niet-ontvankelijk.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister terecht niet-ontvankelijkheid heeft verklaard en dat de minister niet bevoegd was om bestuursdwang toe te passen. De rechtbank oordeelde dat er geen wettelijke verplichting was voor Patrimonium om klachten van kopers in behandeling te nemen bij de geschillencommissie. [appellant] ging in hoger beroep, waarbij hij betoogde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de wet niet verbiedt dat kopers hun klacht aan de geschillencommissie voorleggen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld. De weigering van de directeur van Patrimonium om de klacht van [appellant] voor te leggen aan de geschillencommissie was niet in strijd met de wet. De minister had geen bevoegdheid om handhavend op te treden. Het hoger beroep van [appellant] is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.