ECLI:NL:RVS:2018:3017

Raad van State

Datum uitspraak
17 september 2018
Publicatiedatum
18 september 2018
Zaaknummer
201706810/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een staatsraad in bestuursrechtelijke procedure

Op 5 september 2018 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. S.F.M. Wortmann, lid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, in verband met de behandeling van zijn hoger beroep in zaak nr. 201706810/1/A1. Verzoeker stelt dat de staatsraad de indruk van vooringenomenheid en partijdigheid heeft gewekt, omdat hij onvoldoende gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt toe te lichten. Hij ervaart ook enkele opmerkingen van de staatsraad als discriminerend en meent dat het proces-verbaal van de zitting niet volledig is.

Uitspraak

201706810/2/A1.
Datum beslissing: 17 september 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoeker,
om wraking (artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna: de Awb) van mr. S.F.M. Wortmann als lid van de Afdeling bij de behandeling van de zaak nr. 201706810/1/A1.
Procesverloop
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 september 2018, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van mr. S.F.M. Wortmann bij de behandeling van de zaak nr. 201706810/1/A1.
De staatsraad heeft niet in de wraking berust en heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek ter openbare zitting behandeld op 12 september 2018, waar [verzoeker] is gehoord.
Overwegingen
1.    Artikel 8:15 van de Awb luidt: "Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden."
2.    Aan het verzoek om wraking van de staatsraad heeft [verzoeker] ten grondslag gelegd dat de staatsraad bij de behandeling van zijn hoger beroep de indruk van vooringenomenheid en partijdigheid heeft gewekt. Zo heeft [verzoeker] niet voldoende gelegenheid gehad om zijn standpunt toe te lichten. Volgens [verzoeker] is zijn zaak daarom onvoldoende inhoudelijk behandeld. Daarnaast heeft hij een aantal opmerkingen van de staatsraad als discriminerend ervaren. [verzoeker] voert verder aan dat het proces-verbaal van de zitting niet volledig weergeeft wat is gezegd.
3.    Als maatstaf geldt dat een staatsraad uit hoofde van zijn aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een staatsraad in een door hem behandelde zaak jegens een belanghebbende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een belanghebbende ter zake bestaande vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Het enkele subjectieve oordeel van de belanghebbende is niet doorslaggevend.
Het is aan [verzoeker] om aannemelijk te maken dat zich een dergelijke omstandigheid voordoet.
4.    Uit het proces-verbaal van de zitting van 4 september 2018, dat geen letterlijke, maar een zakelijke weergave bevat van hetgeen ter zitting is gezegd, komt naar voren dat [verzoeker] in de gelegenheid is gesteld om zijn inhoudelijke standpunt toe te lichten. Gelet op de inhoud van dat proces-verbaal is er geen grond voor het oordeel dat de staatsraad, door de wijze waarop zij het onderzoek ter zitting heeft verricht en de mate waarin zij partijen gelegenheid heeft geboden hun standpunten nader toe te lichten, partijdig is geweest of dat gevreesd moest worden voor vooringenomenheid. De Afdeling ziet geen aanleiding om aan te nemen dat het proces-verbaal geen zakelijke weergave bevat van wat er ter zitting is besproken.
Het is jammer dat [verzoeker] aan de wijze van behandeling de indruk heeft overgehouden dat hij is gediscrimineerd. In het door hem aangevoerde, beschouwd in het licht van het proces-verbaal, vindt de Afdeling echter geen aanleiding te oordelen dat de staatsraad het hoger beroep heeft behandeld op een wijze die blijk geeft van vooringenomenheid of die de vrees rechtvaardigt dat de staatsraad het hoger beroep niet met de vereiste onpartijdigheid zal beoordelen.
5.    Het bovenstaande leidt ertoe dat er geen grond is het wrakingsverzoek toe te wijzen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. A.B.M. Hent en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Yildiz, griffier.
w.g. Borman    w.g. Yildiz
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2018
594.