201709916/1/R1.
Datum uitspraak: 5 september 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Heemstede,
2. [appellant sub 2], wonend te Heemstede,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Heemstede,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 oktober 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Reggelaan 14 Heemstede" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant sub 1], [appellant sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 juli 2018, waar [appellant sub 1], in gezelschap van [gemachtigde A], [appellant sub 2], bijgestaan door mr. V.J.M. Janszen, advocaat te Haarlem, en de raad, vertegenwoordigd door mr. R. Visser en ir. M. Boor, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde B].
Overwegingen
Inleiding
1. Het plan heeft betrekking op het perceel Reggelaan 14, bestaande uit Reggelaan 14 en 14a, dat eigendom is van de gemeente Heemstede. Ter plaatse van Reggelaan 14 was tot 1 september 2014 een peuterspeelzaal, met een daarbij behorende groenstrook (Reggelaan 14a), gevestigd. Vervolgens is de peuterspeelzaal geschikt gemaakt tot woning en is deze tot 1 juli 2018 in tijdelijk gebruik genomen voor de huisvesting van zogenoemde statushouders. De wens van de gemeente is om zowel Reggelaan 14 als 14a na dit gebruik als bouwkavels te verkopen. Voor de opzet van het stedenbouwkundig plan heeft er een participatietraject plaatsgevonden. In het kader hiervan hebben de omwonenden van het perceel twee varianten besproken. Bij de opstelling van het bestemmingsplan is variant twee als uitgangspunt genomen, inhoudende sloop van de bestaande bebouwing, een bouwvlak in het midden van het perceel en verkoop van stroken grond aan eigenaren van aangrenzende percelen.
2. [appellant sub 1] en [appellant sub 2], wonende aan de [locatie 1] onderscheidenlijk [locatie 2] te Heemstede, zijn omwonenden die vrezen voor aantasting van hun woongenot. [belanghebbende], wonende aan de [locatie 3] te Heemstede, is één van de eigenaren van de aangrenzende percelen.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Participatieproces
4. [appellant sub 2] en [appellant sub 1] betogen dat het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel is voorbereid en genomen. Zij voeren hiertoe aan dat de informatievoorziening tijdens het participatieproces naar omwonenden toe gebrekkig was en dat tijdens dit proces ten onrechte is gekozen voor variant twee, als bedoeld in rechtsoverweging 1.
4.1. De Afdeling overweegt dat het bieden van inspraak voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan geen onderdeel uitmaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het betoog van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] kan in zoverre dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Het betoog faalt.
Bekendmaking
5. Volgens [appellant sub 1] is de omschrijving van de inhoud van het plan in de kennisgeving van het ontwerpplan in "De Heemsteder" ontoereikend geweest, omdat daarin ten onrechte niet is opgenomen dat de bestemming van de groenstrook die onderdeel uitmaakt van het geheel met de peuterspeelzaal, eveneens zal wijzigen. Voorts is volgens [appellant sub 1] ten onrechte niet opgenomen dat een gedeelte aan de west- en oostzijde van het perceel wordt verkocht aan eigenaren van de aangrenzende percelen.
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat in een bekendmaking kan worden volstaan met een korte, zakelijke samenvatting. Volgens de raad hebben [appellant sub 1] en andere belanghebbenden kennis kunnen nemen van het volledige ontwerpplan, aangezien in de bekendmaking wordt verwezen naar ruimtelijkeplannen.nl, de gemeentelijke website en de publieksbalie, waar het volledige ontwerpplan was in te zien. De zienswijze die [appellant sub 1] naar voren heeft gebracht wijst er ook op dat zij hiervan kennis heeft kunnen nemen, aldus de raad.
5.2. In artikel 3:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is het volgende opgenomen:
"Artikel 3:12
1 Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft het bestuursorgaan in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud."
5.3. In de publicatie in "De Heemsteder" die [appellant sub 1] heeft overgelegd staat vermeld: "Het perceel Reggelaan 14 en 14a was jaren in gebruik voor een peuterspeelzaal, maar dat gebruik is beëindigd. Momenteel wordt het gebouw gebruikt voor huisvesting van statushouders. Per 1 juli 2018 houdt dat gebruik eveneens op. Het perceel is daarna niet langer nodig voor gemeentelijke doeleinden en kan om die reden worden verkocht. Het perceel wordt geschikt gemaakt voor de bouw van een duurzame woning. Om het gebruik en de bouwmogelijkheden op het perceel te wijzigen wordt een bestemmingsplanprocedure doorlopen."
De Afdeling is van oordeel dat in de publicatie de zakelijke inhoud van het ontwerpplan aldus voldoende duidelijk is vermeld. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de kennisgeving van het ontwerpplan in "De Heemsteder" in zoverre ontoereikend was.
Het betoog faalt.
Provinciaal en gemeentelijk beleid
6. [appellant sub 2] voert aan dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 (hierna: het provinciale beleidsplan). Verder voert zij aan dat de raad uitgaat van onjuiste uitgangspunten ten aanzien van het gemeentelijke Groenbeleidsplan 2014 (hierna: het gemeentelijke beleidsplan), zoals de aanname dat een deel van het openbaar groen verloren gaat en een deel wordt vervangen door tuinen.
6.1. De Afdeling ziet in de niet nader gemotiveerde stellingen van [appellant sub 2] geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd is met het provinciale en gemeentelijke beleidsplan.
Het betoog faalt.
Bouw- en gebruiksmogelijkheden/variantenkeuze
7. [appellant sub 2] en [appellant sub 1] betogen dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Zij voeren hiertoe aan dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen en dat het plan te veel inbreuk op de omgeving maakt. Volgens [appellant sub 2] en [appellant sub 1] heeft de raad zich bij de variantenkeuze ten onrechte laten leiden door financiële overwegingen.
7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel. Volgens de raad zijn beide varianten ruimtelijk aanvaardbaar. In beginsel was het voornemen om op het plangebied twee woningen te realiseren. De omwonenden hebben tijdens het participatieproces te kennen gegeven dat zij meer dan één woning niet passend vonden in de buurt. Het uitgangspunt van twee woningen is vervolgens losgelaten. De omwonenden hebben twee varianten ontwikkeld, die beide uitgaan van de verkoop van één bouwkavel. De raad heeft gekozen voor variant twee, als bedoeld in rechtsoverweging 1. Volgens de raad is de ligging van de woning stedenbouwkundig aanvaardbaar, gelet op het toekomstige gebruik van het bouwvlak als woning en de afstand tussen het plangebied en de woningen van [appellant sub 2] en [appellant sub 1]. De raad heeft toegelicht dat, hoewel het bouwvlak 7 m dichter op de percelen van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] komt te liggen, er een relatief grote afstand van circa 34 m behouden blijft tussen het plangebied en de woningen van [appellant sub 2] en [appellant sub 1].
7.2. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Bij dit oordeel neemt de Afdeling in aanmerking dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van de betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Evenmin bestaat recht op vrij ongestoord uitzicht. Daarbij heeft de raad de maximale hoogte van de woningen aan de Reggelaan en de Dinkellaan zoals die gelden ingevolge het bestemmingsplan "Woonwijken Zuid en West" mogen betrekken, evenals de maximale bouwhoogte die dat plan voor het in geding zijnde perceel kende. Vaststaat dat de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plan "Woonwijken Zuid en West", voor zover hier van belang, niet volledig overeenkomen met de mogelijkheden van het thans vastgestelde plan. De verschillen zijn echter niet van dien aard dat daaraan bij de beoordeling van de beroepen doorslaggevende betekenis moet worden toegekend.
De woningen van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] hebben twee woonlagen met een maximale hoogte van 6 m. Gelet hierop en op de tussenliggende afstand, heeft de raad een maximale hoogte van 3 m, waarbinnen één bouwlaag mogelijk is, en het verplaatsen van het bouwvlak naar het midden van het perceel in redelijkheid aanvaardbaar mogen achten. Het standpunt van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] dat de bouwhoogte van 3 m van de voorziene woning zal worden overschreden omdat het plan het mogelijk maakt dat op aan- en uitbouwen en bijgebouwen een dakterras en balustrade kan worden gerealiseerd, doet daar gelet op de afstand tussen het plangebied en de woningen van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] niet aan af. Dat aan- en uitbouwen en bijgebouwen volgens [appellant sub 2] en [appellant sub 1] onder het voorheen geldende plan niet te realiseren waren als gevolg van een gebrek aan ruimte, wat daarvan overigens zij, maakt dit in verband met de tussengelegen afstand evenmin anders.
Gelet hierop ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 2] en [appellant sub 1] hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zijn keuze onvoldoende heeft gemotiveerd uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening. Het betoog faalt.
Wet natuurbescherming
8. [appellant sub 2] voert aan dat onvoldoende is onderzocht of de Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb) aan het plan in de weg staat, aangezien zonder nader onderzoek wordt vastgesteld dat rekening moet worden gehouden met eventuele broednesten bij werkzaamheden op het perceel.
8.1. De raad stelt zich op het standpunt dat onderzoek heeft plaatsgevonden en dat daaruit volgt dat de Wnb niet in de weg staat aan de uitvoerbaarheid van het plan. Volgens de plantoelichting kan gezien het karakter van de omgeving en de locatie geconcludeerd worden dat het plangebied niet als verblijfplaats zal dienen voor beschermde soorten. Dit wordt volgens de raad ook bevestigd in het rapport "Reggelaan 14 te Heemstede" van het ecologisch onderzoeks- en adviesbureau Van der Goes en Groot van 6 februari 2018 dat in het kader van de sloop van bestaande bebouwing en het bouwrijp maken van het perceel is uitgevoerd. Gelet hierop ziet de Afdeling in het niet nader onderbouwde betoog van [appellant sub 2] geen aanleiding voor het oordeel dat de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Het betoog faalt.
Vergoeding schade
9. [appellant sub 2] betoogt dat in het kader van de voorbereiding van het plan ten onrechte geen rekening is gehouden met de schade van omwonenden. Zij voert hiertoe aan dat zij schade zal lijden als gevolg van het naar voren halen van het bouwperceel en door het mogelijk maken van dakterrassen.
9.1. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woning van [appellant sub 2] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. Voor eventuele tegemoetkoming in planschade bestaat voorts een aparte procedure met eigen rechtsbeschermingsmogelijkheden.
Het betoog faalt.
Uitvoering
10. [appellant sub 2] betoogt dat in het plan onvoldoende richtlijnen worden gegeven over de mogelijkheden met betrekking tot een duurzame woning, de daadwerkelijke ligging van het bouwvlak en de meetpunten. [appellant sub 1] betoogt dat het afbreken van de thans bestaande bebouwing veel kosten met zich zal brengen en dat het verplaatsen van het bouwvlak niet duurzaam is. Verder voert zij aan dat ten onrechte niet bekend is of de uitbreiding van de woning van [belanghebbende] duurzaam wordt en wat er gebouwd gaat worden.
10.1. Naar het oordeel van de Afdeling was de raad niet gehouden deze uitvoeringsaspecten in het bestemmingsplan te regelen. Het betoog faalt.
Conclusie
11. De beroepen zijn ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. F.D. van Heijningen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Van Heijningen w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 september 2018
195-877.