ECLI:NL:RVS:2018:2891
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak
Op 30 augustus 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek van een vreemdeling om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek volgde op een eerdere afwijzing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris had deze aanvraag op 31 januari 2018 afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 8 mei 2018 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris ging echter in hoger beroep tegen deze uitspraak en wees op 3 augustus 2018 de aanvraag opnieuw af.
De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist. De staatssecretaris had in zijn besluit van 3 augustus 2018 aangegeven dat de vreemdeling de behandeling van het hoger beroep in Nederland mocht afwachten, wat betekende dat hij niet zou worden uitgezet gedurende deze procedure. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om de verzochte voorlopige voorziening te treffen, aangezien de vreemdeling al in Nederland mocht blijven tijdens het hoger beroep. Het verzoek werd dan ook als kennelijk ongegrond afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak werd openbaar gemaakt op 30 augustus 2018 en is geregistreerd onder het zaaknummer 201804077/3/V2.