ECLI:NL:RVS:2018:2882

Raad van State

Datum uitspraak
30 augustus 2018
Publicatiedatum
30 augustus 2018
Zaaknummer
201803843/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Landschapscamping Brakken te Gilze

Op 30 augustus 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het geding tussen een verzoeker, wonend te Gilze, en de raad van de gemeente Gilze en Rijen. Het verzoek volgde op het besluit van de raad van 18 december 2017, waarin het bestemmingsplan "Landschapscamping Brakken 10-12, Gilze" werd vastgesteld. De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 augustus 2018 ter zitting behandeld, waar de verzoeker en vertegenwoordigers van de gemeente aanwezig waren. De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het bestemmingsplan voorziet in een landschapscamping met 25 standplaatsen en een gebouw voor gemeenschappelijke voorzieningen. De verzoeker betwistte de uitvoerbaarheid van het plan en de levensvatbaarheid van de camping, verwijzend naar informatie van de Recron over een verzadigde campingmarkt.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de camping levensvatbaar is. De voorzieningenrechter zag geen aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen, omdat er geen spoedeisend belang was en er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2018.

Uitspraak

201803843/2/R2.
Datum uitspraak: 30 augustus 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Gilze, gemeente Gilze en Rijen,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Gilze en Rijen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 december 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Landschapscamping Brakken 10-12, Gilze" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 augustus 2018, waar [verzoeker] is verschenen. Voorts zijn ter zitting [partij A] en [partij B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [partij]), bijgestaan door mr. W. Krijger, gehoord.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het plan voorziet in een zogeheten landschapscamping aan de Brakken te Gilze. Ten behoeve van de camping worden 25 standplaatsen mogelijk gemaakt, waarvan zeven vaste kampeermiddelen, zoals chalets of trekkershutten. Ook voorziet het plan in een gebouwtje voor gemeenschappelijke voorzieningen en parkeerplaatsen en een bedrijfswoning. [verzoeker] woont aan de andere zijde van de Brakken, tegenover de camping.
3.    [verzoeker] kan zich niet verenigen met artikel 4, lid 4.5.2, van de planregels. Deze bepaling biedt de mogelijkheid om door middel van een afwijkingsvergunning horeca-activiteiten mogelijk te maken. Volgens hem heeft de raad niet bedoeld deze bevoegdheid in het plan op te nemen. Verder betoogt [verzoeker] dat het plan niet uitvoerbaar is, omdat uit informatie van de Recron zou blijken dat de campingmarkt verzadigd is. De camping is daarom volgens [verzoeker] niet levensvatbaar.
3.1.    Artikel 4, lid 4.4.2, van de planregels luidt: "Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:
a. Kleinschalige ondersteunende horeca is uitsluitend toegankelijk voor gasten van de camping met een geregistreerd nachtverblijf;
b. De openingstijden van de kleinschalige horeca ondersteunend aan de camping zijn tussen 12:00 uur en 21:00 uur.
c. De kleinschalige ondersteunende horeca mag niet worden uitgevoerd door derden."
Artikel 4, lid 4.5.2, luidt: "Het bevoegd gezag is bevoegd bij omgevingsvergunning voor gebruik af te wijken van het bepaalde in artikel 4, lid 4.2, met inachtneming van het volgende:
a. de horeca-activiteit is ondergeschikt aan de hoofdactiviteit;
b. de openingstijden van de horeca-activiteit zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit;
c. de toegang tot de horeca-activiteit is uitsluitend via die van de hoofdactiviteit, er is dus geen aparte ingang;
d. geen overlast ontstaat voor nabijgelegen woningen en bedrijven."
3.2.    Wat betreft de afwijkingsbevoegdheid heeft [partij] in dit kader ter zitting desgevraagd verklaard dat geen aanvraag zal worden ingediend om die afwijkingsvergunning. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding dat een spoedeisend belang gemoeid is met het treffen van een voorlopige voorziening.
Over de levensvatbaarheid van de camping overweegt de voorzieningenrechter dat [partij] aannemelijk heeft gemaakt dat behoefte bestaat aan de recreatiemogelijkheden waarin het plan voorziet. In hetgeen [verzoeker] naar voren heeft gebracht ligt vooralsnog geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de camping levensvatbaar is, en dat om die reden het plan niet uitvoerbaar zou zijn. Het betoog faalt.
4.    Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.
w.g. Hagen    w.g. Van Helvoort
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2018
361.