ECLI:NL:RVS:2018:2855

Raad van State

Datum uitspraak
29 augustus 2018
Publicatiedatum
29 augustus 2018
Zaaknummer
201801314/1/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake wijzigingsplan glastuinbouw Zuilichem

In deze bestuursrechtelijke procedure heeft de Stichting Dorp en Landschap Bommelerwaard beroep ingesteld tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland, dat op 9 januari 2018 het wijzigingsplan "Wijzigingsplan Zuilichem, Uilkerweg 2a" heeft vastgesteld. De stichting is van mening dat het wijzigingsplan in strijd is met het inpassingsplan en dat er geen economische noodzaak is voor de oprichting van een glastuinbouwbedrijf van bijna 40 hectare. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 2 augustus 2018 ter zitting behandeld, waarbij de stichting en het college vertegenwoordigd waren. De stichting trok ter zitting haar beroepsgrond over de groenstrook van Staatsbosbeheer in.

De Afdeling overweegt dat de wijzigingsbevoegdheid in het inpassingsplan de planologische aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming in beginsel als gegeven beschouwt, mits voldaan is aan de wijzigingsvoorwaarden. De stichting kan zich echter niet verenigen met het feit dat het wijzigingsplan niet voorziet in grondgebonden teelt, maar in niet-grondgebonden teelt, wat volgens haar in strijd is met de bedoeling van het inpassingsplan. De Afdeling concludeert dat de stichting niet heeft aangetoond dat het college niet aan de voorwaarden voor de wijzigingsbevoegdheid heeft voldaan.

Daarnaast betoogt de stichting dat het project in verschillende fasen zal worden uitgevoerd, wat onzekerheid met zich meebrengt. De Afdeling stelt vast dat het college voldoende inzicht heeft gegeven in de fasering van het project en dat de stichting niet heeft aangetoond dat Dutch Berries B.V. niet in staat is het plan uit te voeren. Ook de zorgen over de landschappelijke inpassing en de huisvesting van seizoenswerkers worden door de Afdeling verworpen. De Afdeling concludeert dat het wijzigingsplan niet in strijd is met het inpassingsplan en dat het beroep van de stichting ongegrond is.

Uitspraak

201801314/1/R6.
Datum uitspraak: 29 augustus 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Stichting Dorp en Landschap Bommelerwaard, gevestigd te Brakel, gemeente Zaltbommel,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 januari 2018 heeft het college het wijzigingsplan "Wijzigingsplan Zuilichem, Uilkerweg 2a" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de stichting beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 augustus 2018, waar de stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en het college, vertegenwoordigd door mr. E.C.M. Schippers, advocaat te Den Haag, zijn verschenen. Voorts is Dutch Berries B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde B], bijgestaan door [gemachtigde C], ter zitting gehoord.
Overwegingen
Intrekking
1.    Ter zitting heeft de stichting haar beroepsgrond over de groenstrook van Staatsbosbeheer ingetrokken.
Inleiding en wettelijk kader
2.    Het plan voorziet in een glastuinbouwbedrijf ten zuiden van de Uilkerweg en ten oosten van de Merstraat te Zuilichem. De bedrijfsgebouwen zullen in verschillende fasen worden opgericht en zullen een totale oppervlakte beslaan van ongeveer 40 hectare.
3.    Het plangebied waarop het wijzigingsplan betrekking heeft, ligt in één van de gebieden waarvoor provinciale staten het inpassingsplan "Reparatie Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard" (hierna: het inpassingsplan) hebben vastgesteld.
4.    Artikel 29, lid 29.3.1, van de regels van het inpassingsplan luidt: "Gedeputeerde Staten zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het realiseren of uitbreiden van één of meer glastuinbouw- en/of paddenstoelenteeltbedrijven met bijbehorende bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - reserveconcentratiegebied', onder de voorwaarde dat:
a. het initiatief om bedrijfseconomische, ruimtelijke en/of landschappelijke redenen aantoonbaar niet realiseerbaar is op gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - intensiveringsgebied', met dien verstande dat deze beperking niet geldt voor uitbreiding van een bestaand glastuinbouw- of paddenstoelenteeltbedrijf;
(...)
e. het wijzigingsplan wordt opgesteld overeenkomstig:
1. de van deze regels deel uitmakende Bijlage 4 Basiskaarten;
2. de van deze regels deel uitmakende Bijlage 2 Landschappelijk inpassing ;
(...)".
5.    Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in een inpassingsplan mag de planologische aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het inpassingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt echter niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat aan de in een inpassingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, laat de plicht van het college onverlet om in de besluitvorming omtrent de vaststelling van een wijzigingsplan ook na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd.
Strijd met het inpassingsplan
6.    De stichting kan zich niet verenigen met het gehele plan. Zij stelt dat in het kader van het inpassingsplan het reserveconcentratiegebied Zuilichem-Oost mede is aangewezen in het belang van de grondgebonden glastuinbouw. De gronden in het plangebied van het wijzigingsplan zullen echter niet worden gebruikt voor grondgebonden teelt, maar voor niet-grondgebonden teelt, namelijk aardbeienteelt, waarbij de grondsoort geen rol speelt. Hierdoor zullen telers die behoefte hebben aan geschikte grond geen mogelijkheden hebben voor hun bedrijf. Het wijzigingsplan is daarom in strijd met de bedoeling van het inpassingsplan. Verder heeft de stichting aangevoerd dat er geen economische noodzaak is om een bedrijf met een omvang van bijna 40 hectare op te richten. Tot slot wijst de stichting er op dat het initiatief ook mogelijk had kunnen worden gemaakt op een locatie aan de Veilingweg in Velddriel.
6.1.    De Afdeling overweegt dat de door de stichting genoemde voorwaarde dat alleen grondgebonden bedrijven gebruik mogen maken van het reserveconcentratiegebied, geen voorwaarde is die in het inpassingsplan is gesteld voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid. Evenmin is als voorwaarde gesteld dat het initiatief moet zijn ingegeven door een economische noodzaak. Met betrekking tot het alternatief van de Veilingweg te Velddriel overweegt de Afdeling dat het college inzichtelijk heeft gemaakt dat op die locatie onvoldoende ruimte is voor een glastuinbouwbedrijf van 40 hectare. Hetgeen de stichting heeft aangevoerd leidt de Afdeling daarom niet tot de slotsom dat het college had moeten oordelen dat niet aan de voorwaarden voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheden wordt voldaan. Het betoog faalt.
Fasering
7.    De stichting betoogt dat het project jaren zal duren en dat het daarom onzeker is of het plan, dat bestaat uit verschillende fasen, zal worden uitgevoerd. Het gebied had daarom niet in één keer bestemd mogen worden.
7.1.    Het college heeft inzichtelijk gemaakt dat het plan in verschillende fasen wordt uitgevoerd omdat de opbrengsten van eerder voltooide fases worden gebruikt om de volgende fases te bekostigen. Volgens het college dient het project als één initiatief te worden gezien en is het daarom ook als één geheel bestemd. De stichting heeft niet gemotiveerd bestreden dat desondanks Dutch Berries B.V. onvoldoende financiële middelen heeft om het plan geheel uit te voeren. De Afdeling ziet daarom evenmin aanleiding voor het oordeel dat het college op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet uitvoerbaar is binnen de planperiode en had moeten voorzien in een kleiner glastuinbouwbedrijf. Het betoog faalt.
Landschappelijke inpassing
8.    De stichting heeft aangevoerd dat de landschappelijke inpassing zoals omschreven in de plantoelichting en voorschreven in de planregels, niet past binnen de ruimte die daarvoor op de planverbeelding is weergegeven.
8.1.    Artikel 3, lid 3.4.2, onder a, van de regels van het wijzigingsplan luidt:
"Tot een met de bestemming strijdige activiteit wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken krachtens de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, indien en voor zover niet is voorzien in de aanleg en instandhouding van een landschappelijke inrichting op de gronden ten zuiden en oosten van de aanduiding 'glastuinbouw' conform de Doorsneden groeninpassing zoals die als Bijlage 2 deel uitmaken van de regels."
8.2.    Uit de planverbeelding blijkt dat aan de oostelijke en zuidelijke grens aan stroken grond de bestemmingen "Groen", "Agrarisch - Tuinbouw" zijn toegekend. Deze bestemmingen voorzien, gelet op artikel 3, lid 3.1, onder d, en artikel 4, lid 4.1, onder a, van de planregels van het wijzigingsplan, in landschappelijke inpassing. De stroken grond met die bestemmingen zijn zodanig breed dat de in Bijlage 2 van de planregels van het wijzigingsplan weergegeven doorsneeprofielen, daar kunnen worden aangelegd. Evenmin bestaat grond voor het oordeel dat de landschappelijke inpassing zoals het wijzigingsplan die regelt in strijd is met de landschappelijke inpassing zoals het inpassingsplan die vereist. Het betoog faalt.
Seizoenswerkers
9.    De stichting stelt dat de maatschappelijke belangen van het huisvesten van buitenlandse seizoenswerkers onvoldoende zijn meegewogen bij het vaststellen van het plan. Zij wijst er op dat het de bedoeling van Dutch Berries B.V. is om op termijn 400 tijdelijke werknemers te huisvesten en volgens haar had het plan hier nu al een regeling voor moeten omvatten teneinde problemen in de toekomst te voorkomen.
9.1.    Artikel 3, lid 3.4.1, van de planregels van het wijzigingsplan luidt: "Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:
(...)
c. het huisvesten van tijdelijke arbeidskrachten;
(...).
Lid 3.5.2 van de planregels luidt:
"Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1, onder f [lees: c], voor het huisvesten van tijdelijke arbeidskrachten. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:
(...)
c. er mogen maximaal 20 tijdelijke arbeidskrachten gehuisvest worden".
9.2.    De Afdeling overweegt dat thans bij recht niet is voorzien in de huisvesting van seizoenswerkers binnen het plangebied. In geen van de wijzigingsvoorwaarden in het inpassingsplan is vermeld dat het college de ruimtelijke gevolgen van eventuele toekomstige huisvesting van 400 seizoenswerkers moet beoordelen of de huisvesting van die seizoenswerkers moet regelen in het wijzigingsplan. Het wijzigingsplan is daarom niet in strijd met het inpassingsplan vastgesteld. Ook anderszins ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het wijzigingsplan in zoverre in strijd met een goede ruimtelijke ordening is vastgesteld. Dit betoog faalt.
Slotconclusie
10.    Het beroep is ongegrond.
11.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.
w.g. Van der Wiel    w.g. Van Helvoort
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2018
361.