ECLI:NL:RVS:2018:2819
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd oorspronkelijk afgewezen op 30 mei 2017. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, die op 7 november 2017 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft vervolgens op 25 januari 2018 opnieuw de aanvraag afgewezen.
De vreemdeling heeft hoger beroep ingesteld tegen deze nieuwe afwijzing. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de argumenten van de vreemdeling niet voldoende zijn om de eerdere uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De Afdeling oordeelt dat de aangevoerde gronden geen vragen oproepen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoording behoeven. Daarom wordt het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verwijst het beroep tegen het besluit van 25 januari 2018 naar de rechtbank Den Haag voor verdere behandeling. De beslissing is genomen door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, en mr. O. van Loon, griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 augustus 2018.