ECLI:NL:RVS:2018:2786
Raad van State
- Hoger beroep
- J.C. Kranenburg
- H. Bolt
- E.J. Daalder
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake boete voor onttrekking woonruimte aan bestemming door hennepkwekerij
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 16 oktober 2017 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft bekrachtigd. Het college had op 29 april 2016 een boete van € 4.000,00 opgelegd aan [appellant] wegens het zonder vergunning onttrekken van woonruimte aan de bestemming tot bewoning. Dit was het gevolg van het aantreffen van een hennepkwekerij in de huurwoning van [appellant] aan de [locatie] te Tilburg, waar 257 hennepkweekpotten en kweekapparatuur werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde boete niet onredelijk was en dat de Beleidsregels en mandaten kamerverhuurvergunning en bestuurlijke boete niet in strijd waren met de wet.
In hoger beroep betoogde [appellant] dat de Beleidsregels in strijd zijn met de Huisvestingswet en dat er geen grondslag was voor de boete, omdat de boetebedragen niet in de Huisvestingsverordening waren opgenomen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 30 juli 2018 behandeld. De Afdeling oordeelde dat het college niet had voldaan aan de verplichting om concrete boetebedragen in de Huisvestingsverordening op te nemen. Hierdoor was de boeteoplegging niet rechtsgeldig. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college, en herstelde het besluit van 29 april 2016.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de Huisvestingswet en de noodzaak voor gemeenten om zich aan de wettelijke vereisten te houden bij het opleggen van bestuurlijke boetes. De Afdeling heeft tevens bepaald dat het college de proceskosten van [appellant] moet vergoeden, evenals het griffierecht.