ECLI:NL:RVS:2018:2743

Raad van State

Datum uitspraak
14 augustus 2018
Publicatiedatum
20 augustus 2018
Zaaknummer
201805940/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tegen last onder dwangsom voor saneringsplan verontreiniging

In deze zaak heeft de verzoekster bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg, gedateerd 5 juli 2018, waarin een last onder dwangsom is opgelegd. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat verzoekster niet binnen de gestelde termijn een saneringsplan had laten opstellen voor de verontreiniging op haar perceel in Tilburg. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, hangende het bezwaar tegen het besluit van het college.

De mondelinge uitspraak vond plaats op 14 augustus 2018, waarbij de voorzieningenrechter, mr. N. Verheij, aanwezig was. De griffier was mr. M.P.J.M. van Grinsven. Tijdens de zitting was verzoekster vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. M.M.W.H. Holtackers, en het college werd vertegenwoordigd door mr. P. van IJzendoorn, ir. G.H. Mentink, en ing. P.F.B.A. Jansen.

De voorzieningenrechter heeft besloten om het besluit van 5 juli 2018 te schorsen bij wijze van voorlopige voorziening tot zes weken na het besluit op bezwaar. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoekster, tot een bedrag van € 1002,00, en is het college verplicht om het griffierecht van € 170,00 aan verzoekster te vergoeden. De voorzieningenrechter heeft in zijn beslissing een belangenafweging gemaakt, waarbij het belang van verzoekster om de schorsing van het besluit te verkrijgen zwaarder woog dan het belang van het college bij handhaving van de termijn voor het saneringsplan.

Uitspraak

201805940/1/A1.
Datum uitspraak: 14 augustus 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), in het geding tussen:
[verzoekster], wonend te Tilburg,
en
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 14 augustus 2018 om 10:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad:  mr. N. Verheij, voorzieningenrechter
griffier: mr. M.P.J.M. van Grinsven
jurist: mr. V.H.Y. Huijts
Verschenen:
-    [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. M.M.W.H. Holtackers, advocaat te Tilburg;
-    het college, vertegenwoordigd door mr. P. van IJzendoorn, ir. G.H. Mentink, en ing. P.F.B.A. Jansen.
[verzoekster] heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van 5 juli 2018, waarin een last onder dwangsom is opgelegd omdat zij volgens het college niet binnen de gestelde termijn een saneringsplan heeft laten opstellen voor de verontreiniging op het perceel aan de [locatie] in Tilburg. [verzoekster] heeft de voorzieningenrechter hangende het bezwaar verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van 5 juli 2018, kenmerk OMWB PJ 14252993 tot zes weken na het besluit op bezwaar;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Tilburg tot vergoeding van bij [verzoekster] met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1002,00 (zegge: duizendtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Tilburg aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) vergoedt.
Gronden
-    De voorzieningenrechter beperkt zich tot een belangenafweging.
-    [verzoekster] heeft een financieel belang bij schorsing van het besluit, omdat het laten opstellen van een saneringsplan mogelijk kostbaar en complex is, aangezien op de verontreinigde grond een gebouw staat dat door [verzoekster] wordt verhuurd. Het belang van het college is gelegen in handhaving van de gestelde termijn voor het laten opstellen van een saneringsplan en het spoedig laten saneren van verontreinigde grond. Tussen partijen is echter niet in geschil dat met de reeds getroffen maatregelen de binnenlucht in het gebouw geen gevaar oplevert voor de gezondheid. De Afdeling acht daarom het belang van [verzoekster] groter dan het belang van het college.
-    Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling aanleiding het besluit van 5 juli 2018 te schorsen tot zes weken na het besluit op het bezwaar van [verzoekster].
w.g. Verheij    w.g. Van Grinsven
voorzieningenrechter    griffier
462-811.