ECLI:NL:RVS:2018:2721

Raad van State

Datum uitspraak
15 augustus 2018
Publicatiedatum
15 augustus 2018
Zaaknummer
201800480/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die op 8 december 2017 het beroep van [appellante] ongegrond verklaarde. De Belastingdienst/Toeslagen had bij besluit van 3 maart 2017 de kinderopvangtoeslag voor 2015 definitief vastgesteld op € 9.866,00. Aangezien [appellante] meer voorschotten had ontvangen, was zij verplicht € 3.308,00 terug te betalen. [appellante] betwistte de berekening van de toeslag en stelde dat deze onjuist was. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht was uitgegaan van 1.248 gewerkte uren door [appellante]. In hoger beroep heeft [appellante] aangevoerd dat er onjuiste gegevens in de uitspraak van de rechtbank stonden. De Belastingdienst/Toeslagen heeft in het verweerschrift en ter zitting toegelicht hoe de toeslag was berekend, waarbij het aantal uren opvang afhankelijk is van het aantal gewerkte uren van de minst werkende ouder. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 2 augustus 2018 behandeld en op 15 augustus 2018 uitspraak gedaan. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201800480/1/A2.
Datum uitspraak: 15 augustus 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 8 december 2017 in zaak nr. 17/2626 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 3 maart 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag over 2015 voor [appellante] definitief vastgesteld op € 9.866,00.
Bij besluit van 5 mei 2017 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 december 2017 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 augustus 2018, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    De Belastingdienst/Toeslagen heeft de kinderopvangtoeslag over 2015 voor [appellante] definitief vastgesteld op € 9.866,00. Omdat [appellante] een hoger bedrag aan voorschotten heeft ontvangen, moet zij € 3.308,00 terugbetalen. [appellante] kan zich daar niet in vinden en meent dat de Belastingdienst/Toeslagen haar toeslag verkeerd heeft berekend.
2.    De Belastingdienst/Toeslagen heeft in de besluiten en in het verweerschrift in beroep toegelicht hoe de kinderopvangtoeslag over 2015 is berekend.
Allereerst heeft de Belastingdienst/Toeslagen erop gewezen dat het aantal uren opvang waarvoor kinderopvangtoeslag kan worden gekregen, afhankelijk is van het aantal uren dat de minst werkende ouder heeft gewerkt. [appellante] is de minst werkende ouder en heeft in 2015 1.248 uren gewerkt. Van dat aantal uren kan zij per kind voor het gehele jaar 70% (874 uren) aan buitenschoolse opvang (BSO) en 140% (1.748 uren) aan opvang bij een kindercentrum (KDV) voor kinderopvangtoeslag in aanmerking brengen. [appellante] heeft meer uren opvang afgenomen dan waarvoor zij kinderopvangtoeslag kan krijgen. Voor dat deel van de uren komt zij daarom niet in aanmerking voor kinderopvangtoeslag. Dat deel blijft daarom buiten beschouwing bij de berekening.
Verder heeft de Belastingdienst/Toeslagen erop gewezen dat gelet op haar toetsingsinkomen, [appellante] voor het eerste kind 76,5% van de kosten vergoed krijgt en voor het tweede kind 90,6%. Het eerste kind is het kind dat in een periode de meeste opvang geniet. De dienst heeft de toeslag uitgesplitst in de volgende periodes:
•    januari tot en met mei (per maand):
[kind A] (KDV):    144 uur x € 6,59 x 76,5%    = € 725,96
[kind B] (BSO):     19 uur x € 5,23 x 90,6%    = € 90,03
Totaal per maand: = € 815,99
Totaal periode (vijf maanden): = € 4.079,95
•    juni tot en met oktober (per maand):
[kind B] (BSO):    19 uur x € 5,23 x 76,5%    = € 76,02
108 uur x € 5,41 x 76,5%    = € 446,98
[kind A] (BSO):     74 uur x € 5,41 x 90,6%     = € 362,71
Totaal per maand: = € 885,71
Totaal periode (vijf maanden): = € 4.428,55
•    november en december (per maand):
[kind B] (BSO):    19 uur x € 5,23 x 76,5%    = € 76,02
58 uur x € 5,41 x 76,5%    = € 240,05
[kind A] (BSO):    74 uur x € 5,41 x 90,6%    = € 362,71
Totaal per maand: = € 678,78
Totaal periode (twee maanden): = € 1.357,56
De som van de totalen per periode (€ 4.079,95, € 4.428,55 en € 1.357,56) is € 9.866,06. Dat is het bedrag waarop de toeslag is vastgesteld.
3.    De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht is uitgegaan van 1.248 gewerkte uren. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij meer uren heeft gewerkt, zoals zij stelt. Verder kunnen de door [appellante] aangedragen gronden niet leiden tot een hoger bedrag aan kinderopvangtoeslag, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
4.    De Afdeling begrijpt het hogerberoepschrift van [appellante] aldus, dat zij het oordeel van de rechtbank bestrijdt omdat in haar uitspraak onjuiste gegevens zijn vermeld.
4.1.    De Belastingdienst/Toeslagen heeft in het besluit van 5 mei 2017 en het verweerschrift in beroep uitvoerig toegelicht hoe de kinderopvangtoeslag is berekend. Daarbij heeft de dienst er onder meer op gewezen dat het aantal uren waarvoor kinderopvangtoeslag kan worden gevraagd, niet onbegrensd is. Het maximaal te vergoeden aantal uren opvang hangt samen met het aantal gewerkte uren (zie artikel 8a van het Besluit kinderopvangtoeslag). Gelet op het aantal door [appellante] gewerkte uren, heeft de Belastingdienst/Toeslagen voor het maximale aantal uren kinderopvangtoeslag toegekend. Uit het dossier volgt weliswaar dat [appellante] meer uren opvang heeft afgenomen, maar die komen niet voor kinderopvangtoeslag in aanmerking.
Het betoog faalt.
5.    [appellante] heeft eerst in hoger beroep te kennen gegeven dat de toegekende kinderopvangtoeslag over 2015 is gebaseerd op andere uurtarieven dan de uurtarieven op basis waarvan zij heeft betaald. Die stelling vindt steun in de jaaropgave. Nu [appellante] er eerst in hoger beroep op heeft gewezen dat de Belastingdienst/Toeslagen onjuiste uurtarieven heeft gehanteerd, en niet valt in te zien waarom zij dat niet eerder had kunnen doen, moet deze grond bij de beoordeling van het hoger beroep buiten beschouwing worden gelaten. De Belastingdienst/Toeslagen heeft echter ter zitting toegezegd de toeslag opnieuw te berekenen met inachtneming van de uurtarieven vermeld in de jaaropgave.
6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier.
w.g. Slump    w.g. Baart
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2018
799. BIJLAGE
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp)
Artikel 1.7
1. De hoogte van de kinderopvangtoeslag is afhankelijk van:
a. de draagkracht, en
b. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1º. het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2º. de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3º. de soort kinderopvang.
2. De uurprijs die bij de hoogte van de kinderopvangtoeslag, bedoeld in het eerste lid, in aanmerking wordt genomen gaat een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen bedrag niet te boven. Dat bedrag kan per opvangsoort verschillend worden vastgesteld.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de redelijke verhouding tussen het aantal uren dat de ouder en zijn partner arbeid verrichten, gebruik maken van een voorziening die gericht is op arbeidsinschakeling, of scholing, een opleiding of een cursus volgen, alsmede de in verband daarmee benodigde reistijd, en het aantal uren kinderopvang waarvoor kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd.
4. Het aantal uren kinderopvang dat in aanmerking wordt genomen bij de hoogte van de kinderopvangtoeslag, bedoeld in het eerste lid, gaat een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen maximum, dat per soort kinderopvang of per leeftijdsgroep verschillend kan worden vastgesteld, niet te boven.
Besluit kinderopvangtoeslag (Besluit)
Artikel 8a
1. Het aantal uren kinderopvang dat voor kinderopvangtoeslag in aanmerking komt, bedraagt voor ieder kind niet meer dan:
a. 230 uren per kalendermaand;
b. per berekeningsjaar:
1°. 140 procent van het aantal gewerkte uren, waarbij reistijd niet wordt aangemerkt als gewerkte uren, voor dagopvang en gastouderopvang aan een kind in de leeftijd, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, gezamenlijk;
2°. 70 procent van het aantal gewerkte uren, waarbij reistijd niet wordt aangemerkt als gewerkte uren, voor buitenschoolse opvang en gastouderopvang aan een kind in de leeftijd, bedoeld in artikel 1, onderdeel c, gezamenlijk;
[…]
2. Voor het aantal uren dat voor kinderopvangtoeslag in aanmerking komt, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt uitgegaan van het aantal uren van de ouder of partner die in dat berekeningsjaar het minste uren heeft gewerkt, gebruik heeft gemaakt van een voorziening die gericht is op arbeidsinschakeling of scholing, een opleiding of een cursus heeft gevolgd.