ECLI:NL:RVS:2018:2720

Raad van State

Datum uitspraak
15 augustus 2018
Publicatiedatum
15 augustus 2018
Zaaknummer
201709050/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C. Kranenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Jan Matthijssenlaan te Brielle en de gevolgen voor de omwonenden

Op 15 augustus 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Jan Matthijssenlaan" in Brielle. Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Brielle op 26 september 2017, voorziet in de bouw van maximaal 36 appartementen en enkele woningen op de locatie van het voormalige Maerlant College. De appellanten, bewoners van nabijgelegen woningen, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij zich niet konden verenigen met de plannen, met name de woning aan de Prinses Beatrixlaan.

De Afdeling heeft de zaak op 13 juni 2018 behandeld. De appellanten voerden aan dat het plandeel met de bestemming "Wonen-1" in strijd is met de structuurvisie en dat er onvoldoende overleg heeft plaatsgevonden. De raad van de gemeente Brielle heeft echter betoogd dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening en dat de belangen van de appellanten voldoende zijn afgewogen. De Afdeling oordeelde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

De appellanten hebben hun beroepsgronden over de strijdigheid met de structuurvisie ingetrokken en de Afdeling heeft geconcludeerd dat de raad de belangen van de appellanten voldoende heeft betrokken bij de besluitvorming. De beroepen van de appellanten zijn ongegrond verklaard, en de Afdeling heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak bevestigt de beleidsruimte van de gemeente bij het vaststellen van bestemmingsplannen en de noodzaak om belangen van omwonenden zorgvuldig af te wegen.

Uitspraak

201709050/1/R3.
Datum uitspraak: 15 augustus 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    [appellante sub 1], wonend te Brielle,
2.    [appellant sub 2], wonend te Brielle,
3.    [appellant sub 3], wonend te Brielle,
en
de raad van de gemeente Brielle,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 september 2017 heeft de raad het bestemmingsplan "Jan Matthijssenlaan" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juni 2018, waar [appellante sub 1], bijgestaan door [gemachtigde], [appellant sub 2], bijgestaan door [gemachtigde], [appellant sub 3], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door ir. G.N.B. van der Vlies, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.    Het plangebied ligt aan de zuidwestzijde, net buiten de vestingwallen van Brielle. Het betreft de te herontwikkelen locatie van het Maerlant College aan de Jan Matthijssenlaan 7 te Brielle. In de plantoelichting staat dat de school inmiddels is verhuisd en de overige gebouwen op de locatie zijn gesloopt. Het plan voorziet in de bouw van maximaal 36 appartementen in de voormalige Rijks hogere burgerschool, één woning aan de Prinses Beatrixlaan en maximaal 25 grondgebonden woningen ten oosten van het voormalige schoolgebouw.
2.    [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] wonen onderscheidenlijk aan de [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] te Brielle. Hun woningen staan nabij het plangebied. Zij kunnen zich niet verenigen met de voorziene woning aan de Prinses Beatrixlaan, te weten het plandeel met de bestemming "Wonen-1". Ter plaatse is een woning voorzien met een maximale goot- en bouwhoogte van 5 onderscheidenlijk 8 m en een maximaal te bebouwen oppervlak van 100 m2.
Toetsingskader
3.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Intrekking
4.    [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben ter zitting hun beroepsgrond dat het plandeel met de bestemming "Wonen-1" in strijd is met de structuurvisie Brielle 2009, ingetrokken.
Overleg
5.    [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat het door de gemeente Brielle geboden overleg op te korte termijn plaatsvond, waardoor slechts één belanghebbende in de gelegenheid was om te komen. Volgens hen heeft ook geen overleg plaatsgevonden zoals zij dat voor ogen hadden.
5.1.    Artikel 3.8, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), voor zover hier van belang, luidt:
"Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing."
Artikel 3:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt:
"Belanghebbenden kunnen bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen."
5.2.    Gesteld noch gebleken is dat het plan niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.8, eerste lid, van de Wro is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb. In dat verband is van belang dat een ieder in de gelegenheid is geweest een zienswijze over het ontwerpplan naar voren te brengen. [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben van deze mogelijkheid ook gebruik gemaakt.
De betogen falen.
Plangrens
6.    [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat voor het plandeel met de bestemming "Wonen-1" ten onrechte geen afzonderlijk bestemmingsplan is opgesteld. Zij wijzen op de naam van het bestemmingsplan en het bestreden besluit. Volgens hen is in het bestreden besluit niet vermeld dat een woning wordt mogelijk gemaakt aan de Prinses Beatrixlaan. De gronden ter plaatse van dit plandeel liggen niet aan de Jan Matthijssenlaan en behoren niet tot het kadastrale perceel Jan Matthijssenlaan 7.
6.1.    De raad komt beleidsruimte toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze ruimte strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling overweegt daartoe als volgt. Uit het uittreksel van de kadastrale kaart blijkt dat de gronden met de bestemming "Wonen-1" behoren tot het perceel kadastraal bekend als gemeente Brielle, sectie A, nummer 985, plaatselijk bekend als Jan Matthijssenlaan 7. In het bestreden besluit staat onder meer dat 26 grondgebonden woningen aan de Jan Matthijssenlaan 7 worden mogelijk gemaakt. Voor zover [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] ter zitting hebben aangevoerd dat in de publicatie van het bestemmingsplan is vermeld dat het bestemmingsplan "Jan Matthijssenlaan" is vastgesteld, overweegt de Afdeling dat in deze publicatie ook staat dat met dit plan de ontwikkeling van een vrijstaande woning aan de Prinses Beatrixlaan wordt mogelijk gemaakt. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de ruimtelijke samenhang tussen de gronden met de bestemming "Wonen-1" en de overige gronden in het plangebied ontbreekt, zodat de begrenzing van het plan daarom in strijd met de ruimtelijke ordening moet worden geacht.
De betogen falen.
Onderzoeken
7.    [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] voeren aan dat alle verrichtingen ten behoeve van het plan, waaronder onderzoeken, ten onrechte zien op 25 in plaats van 26 woningen.
7.1.    Ter zitting hebben [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hun beroepen in zoverre beperkt tot het aspect verkeer. Uit de memo 'Mobiliteitstoets Bestemmingsplan Jan Matthijssenlaan' van 23 december 2016 van Rho adviseurs voor leefruimte, bijlage 1 bij de toelichting op het bestemmingsplan, blijkt dat, zoals ook de raad ter zitting heeft gesteld, de voorziene woning aan de Prinses Beatrixlaan is betrokken bij het onderzoek naar de verkeerseffecten ten gevolge van de planontwikkeling. Dit betekent dat de betogen van [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] feitelijke grondslag missen.
Stedenbouwkundige waarden
8.    [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat het plan, voor zover het de toekenning van de bestemming "Wonen-1" betreft, leidt tot een aantasting van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving, te weten de plantagewijk. Zij voeren aan dat de opgenomen maximale goothoogte van 5 m niet passend is in de omgeving. Volgens hen dient de maximale goothoogte van de voorziene woning 3 m te bedragen overeenkomstig de goothoogte van de woning aan de [locatie 1] zodat een rommelig geheel wordt voorkomen. Daarnaast voeren zij aan dat ten onrechte geen beperkingen zijn gesteld ten aanzien van het verhard oppervlak op het perceel. Voorts is ten onrechte niet bepaald op welke plaats het perceel dient te worden ontsloten, aldus [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3]. Ook dient volgens hen te worden gewaarborgd dat het groen wordt behouden, in het bijzonder de monumentale bomen.
8.1.    Blijkens de verbeelding is aan de gronden met de bestemming "Wonen-1" een bouwvlak toegekend en is ter plaatse maximaal 1 bouwlaag toegestaan. Ingevolge artikel 7, lid 7.2.1, onder b en c, van de planregels bedraagt per bouwperceel het maximaal te bebouwen oppervlak 100 m2 en bedraagt de maximale goot- en bouwhoogte 5 onderscheidenlijk 8 m.
In de plantoelichting staat dat aan de Prinses Beatrixlaan kavels met vrijstaande woningen liggen en dat een nieuwe vrijstaande woning past bij dit beeld. Ter nadere onderbouwing van de stedenbouwkundige inpassing van de voorziene woning in de omgeving heeft de raad in deze procedure het advies 'Aanvullende onderbouwing woning Prinses Beatrixlaan' van 3 april 2018 van Rho adviseurs voor leefruimte overgelegd. In dit advies is aan de hand van onder meer de cultuurhistorie van de Prinses Beatrixlaan, de ruimtelijke opbouw van de Prinses Beatrixlaan en de typologie, positionering, footprint en hoogte van de voorziene woning geconcludeerd dat de voorziene woning stedenbouwkundig past in de omgeving. De woning is een aanvulling op de gegroeide situatie langs de Prinses Beatrixlaan en versterkt het karakter van de laan met vrijstaande bebouwing op riante kavels, aldus het advies. Ten aanzien van de goot- en bouwhoogte voor de voorziene woning staat in dit advies dat de goot- en bouwhoogte van de woning is afgestemd op de goot- en bouwhoogten van de bestaande woningen. De goothoogten van de bestaande woningen variëren van 3 tot 7 m. Met een goot- en bouwhoogte van 5 onderscheidenlijk 8 m wordt de woning een overgang tussen de hoogten van de woningen aan de Jan Matthijssenlaan, de voormalige school en de kleinere woningen aan de noordzijde van de Prinses Beatrixlaan, aldus het advies. In hetgeen [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad voor een lagere goothoogte had moeten kiezen.
Wat betreft het betoog dat geen beperkingen zijn gesteld ten aanzien van het verharde oppervlak op het perceel met de bestemming "Wonen-1", overweegt de Afdeling dat hierover in de Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan "Jan Matthijssenlaan" staat dat binnen deze bestemming geen regel is opgenomen omtrent het maximaal toegestane percentage aan verharding, net als voor de andere percelen aan de Prinses Beatrixlaan. De raad heeft zich in de zienswijzennota op het standpunt gesteld dat een dergelijke planregel niet gebruikelijk is in de gemeente Brielle. [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben dit niet gemotiveerd bestreden. De raad heeft voorts gesteld dat hij flexibiliteit wenst te bieden aan de koper van het perceel.
Ten aanzien van het betoog dat niet is bepaald op welke plaats het desbetreffende perceel dient te worden ontsloten, overweegt de Afdeling dat het plan een ontsluiting van het perceel via de Prinses Beatrixlaan mogelijk maakt. De raad heeft in de Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan "Jan Matthijssenlaan" toegelicht dat hij niet heeft willen voorschrijven vanaf welk punt het perceel vanaf de Prinses Beatrixlaan dient te worden ontsloten om zo de gebruiksmogelijkheden van het perceel niet onnodig te beperken. Gelet op het voorgaande betreft deze ontsluiting een kwestie van uitvoering en hoefde de exacte locatie van de ontsluiting niet in het plan te worden vastgelegd.
Voor zover [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] vrezen dat monumentale bomen zullen verdwijnen op het desbetreffende perceel, heeft de raad ter zitting toegelicht dat een inventarisatie van de aanwezige bomen heeft plaatsgevonden en dat op het desbetreffende perceel geen behoudenswaardige bomen aanwezig zijn. Dit hebben [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] niet betwist.
Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voorziene woning aan de Prinses Beatrixlaan niet leidt tot een aantasting van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving.
De betogen falen.
Cultuurhistorische waarden
9.    [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] voeren aan dat de cultuurhistorische waarden van de gronden ter plaatse van de bestemming "Wonen-1" niet zijn betrokken bij de vaststelling van het plan. In dit verband wijzen zij op de totstandkoming van het Brielse stadspark 'De Plantage' en de plantagewijk.
9.1.    In paragraaf 4.1 van de plantoelichting is ingegaan op het aspect cultuurhistorie en is beschreven dat het voormalige schoolgebouw is aangewezen als gemeentelijk monument. In het advies 'Aanvullende onderbouwing woning Prinses Beatrixlaan' van 3 april 2018 van Rho adviseurs voor leefruimte is bij de stedenbouwkundige onderbouwing van de voorziene woning aan de Prinses Beatrixlaan tevens ingegaan op de cultuurhistorie van de Prinses Beatrixlaan. Zoals onder 8.1 is overwogen wordt in dit advies geconcludeerd dat de voorziene woning aan de Prinses Beatrixlaan stedenbouwkundig past in zijn omgeving. Gelet op dit advies ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene woning aan de Prinses Beatrixlaan de cultuurhistorische waarden van de omgeving niet zal aantasten.
De betogen falen.
Verkeer
10.    [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar de gevolgen van de realisatie van één woning op de gronden met de bestemming "Wonen-1" voor de verkeerssituatie ter plaatse. Zij voeren aan dat bij de woning een beroep dan wel bedrijf aan huis is toegestaan. Volgens hen leidt dit tot een verkeersonveilige situatie. Zij stellen in dit verband dat de Prinses Beatrixlaan maar 3 m breed is, zodat autoverkeer ter plaatse tot gevaarlijke situaties leidt voor voetgangers en fietsers. Volgens hen zullen de Florus van den Bergsingel en Simon Jan Molsingel worden gebruikt voor het keren van auto’s dat eveneens tot gevaarlijke situaties leidt voor voetgangers en fietsers. Zij wijzen daarbij op de toeristische routes die over deze wegen lopen. Ook komt de toegankelijkheid van de Florus van den Bergsingel en de Prinses Beatrixlaan voor hulpdiensten in gevaar. [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] zijn van mening dat autoverkeer in de Prinses Beatrixlaan moet worden verboden behalve voor aanwonenden.
10.1.    Ingevolge artikel 7, lid 7.1, onder a, van de planregels is ter plaatse van de gronden met de bestemming "Wonen-1" wonen toegestaan, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 60 m2. Daarnaast kan op grond van artikel 7, lid 7.5.1, van de planregels het bevoegd gezag middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1, onder a, van de planregels voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerk. Daarbij zijn onder meer als voorwaarden opgenomen dat het gebruik niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten mag meebrengen, dat die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten en dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bouwwerken ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 60 m2.
De raad heeft toegelicht dat voor de andere woningen aan de Prinses Beatrixlaan een soortgelijke regeling geldt en dat hij geen aanleiding ziet om daar voor de thans voorziene woning aan de Prinses Beatrixlaan van af te wijken. Volgens de raad voorziet de regeling erin dat de beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten altijd ondergeschikt blijven aan het wonen. Door de voorwaarden die zijn gesteld aan de afwijkingsbevoegdheid voor het mogelijk maken van een bedrijf aan huis worden volgens de raad de gevolgen ten aanzien van verkeer voor bewoners en gebruikers van de Prinses Beatrixlaan beperkt. De raad heeft uiteengezet dat de Prinses Beatrixlaan van oudsher de route van en naar de ter plaatse gelegen woningen is. Vervolgens is de weg meer ingericht voor fietsverkeer in twee richtingen. Om de woningen voor de bewoners bereikbaar te houden is door middel van bebording bestemmingsverkeer uitgezonderd van het autoverbod. De raad stelt dat de Prinses Beatrixlaan kan worden getypeerd als een erftoegangsweg waarvan de capaciteit toereikend is voor een intensiteit tot 4.000 motorvoertuigen per etmaal. Gezien het aantal woningen dat via de Prinses Beatrixlaan wordt ontsloten, zal volgens de raad het aantal motorvoertuigen per etmaal, ook als een beroep dan wel bedrijf aan huis wordt gevestigd, ruim onder de maximale intensiteit van de weg blijven. Dit acht de Afdeling niet onaannemelijk. Gelet op het aantal woningen dat aan de Prinses Beatrixlaan staat, de capaciteit van de Prinses Beatrixlaan, de toegestane maximale oppervlakte van 60 m2 ten behoeve van een beroep aan huis en de gestelde voorwaarden aan de afwijkingsbevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor de uitoefening van een bedrijf aan huis heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat als gevolg van het toekennen van de bestemming "Wonen-1" geen onaanvaardbare verkeerssituatie ter plaatse zal ontstaan.
Voor zover [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] aanvoeren dat autoverkeer in de Prinses Beatrixlaan moet worden verboden behalve voor aanwonenden, heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat verkeersmaatregelen niet in een bestemmingsplan maar in een verkeersbesluit worden geregeld.
De betogen falen.
Alternatieve bestemming
11.    [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat de raad hun belangen onvoldoende bij de besluitvorming heeft betrokken nu de raad de door hen voorgestelde alternatieve bestemming voor de gronden ter plaatse van het plandeel met de bestemming "Wonen-1" niet heeft meegenomen. Zij stellen dat de desbetreffende gronden kunnen worden bestemd als gemeenschappelijke tuin voor de voorziene appartementen in het voormalige schoolgebouw.
11.1.    De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. Uit onder meer de Nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan "Jan Matthijssenlaan" blijkt dat de raad het door [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] naar voren gebrachte alternatief heeft bezien. De raad heeft uiteengezet dat het desbetreffende perceel geen onderdeel uitmaakt van de herontwikkeling van het voormalige schoolgebouw en dat dit perceel dan ook geen relatie heeft met de verkoop van de appartementen die zijn voorzien in het voormalige schoolgebouw. Volgens de raad is een vrijstaande woning passend langs de Prinses Beatrixlaan. In hetgeen [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben aangevoerd ziet de Afdeling, mede gelet op de aan de raad toekomende beleidsruimte, geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor het toestaan van woning ter plaatse, boven het alternatief dat [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben aangedragen.
De betogen falen.
Herhalen zienswijzen
12.    [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben zich in hun beroepschriften voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van hun zienswijzen. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijzen. [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben in hun beroepschriften, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijzen in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Conclusie
13.    De beroepen van [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] zijn ongegrond.
Proceskosten
14.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Kranenburg    w.g. Lodeweges
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2018
625.