ECLI:NL:RVS:2018:270

Raad van State

Datum uitspraak
26 januari 2018
Publicatiedatum
29 januari 2018
Zaaknummer
201708292/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
  • H.G. Lubberdink
  • A.B.M. Hent
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake vreemdelingenbewaring

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 29 augustus 2017. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, heeft op 3 oktober 2017 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Roelofsen, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De Raad van State heeft op 26 januari 2018 uitspraak gedaan in deze zaak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat de vreemdeling niet tijdig op de hoogte is gesteld van de uitspraak van de rechtbank, omdat hij deze pas op 10 oktober 2017 via een e-mailnotificatie heeft ontvangen. Hierdoor is de termijn voor het indienen van het hogerberoepschrift pas op die datum aangevangen, waardoor het hoger beroep ontvankelijk is.

De Raad van State heeft vervolgens de inhoud van het hogerberoepschrift beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde gronden niet leiden tot vernietiging van de eerdere uitspraak. De aangevoerde argumenten zijn niet van zodanige aard dat zij vragen oproepen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoording behoeven. Daarom heeft de Raad van State besloten om de aangevallen uitspraak te bevestigen en het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201708292/1/V3.
Datum uitspraak: 26 januari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling]
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 3 oktober 2017 in zaak nr. NL17.8702 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 29 augustus 2017 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 3 oktober 2017 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Roelofsen, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de vreemdeling zich nader uitgelaten.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2.    Ambtshalve overweegt de Afdeling als volgt.
2.1.    De aangevallen uitspraak vermeldt dat een afschrift daarvan aan partijen is verzonden op 3 oktober 2017. Het hogerberoepschrift is op 17 oktober 2017 bij faxbericht verzonden en bij de Raad van State ingekomen. Desgevraagd heeft de vreemdeling te kennen gegeven dat de aangevallen uitspraak weliswaar vermeldt dat een afschrift hiervan op 3 oktober 2017 is verzonden, doch dat per post geen uitspraak is ontvangen. Voorts betoogt de vreemdeling dat de uitspraak eerst op 10 oktober 2017 in Mijn Rechtspraak is geplaatst. Hiertoe heeft de vreemdeling een afschrift van de door de rechtbank per e-mail verzonden notificatie overgelegd.
2.2.    Nu de griffier de uitspraak ingevolge artikel 8:36g van de Awb langs elektronische weg moet verzenden, is niet van belang of de vreemdeling de aangevallen uitspraak per post heeft ontvangen.
Uit de door de vreemdeling overgelegde e-mailnotificatie blijkt dat hij eerst op 10 oktober 2017 de in artikel 8:36c, tweede lid, van de Awb bedoelde kennisgeving heeft ontvangen. De termijn voor het indienen van het hogerberoepschrift is derhalve eerst op die datum aangevangen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift derhalve tijdig ingediend.
Het hoger beroep is ontvankelijk.
3.    Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
4.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Folkertsma-Agtersloot, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Folkertsma-Agtersloot
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2018
699. BIJLAGE
Awb
Artikel 6:8
1.    De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
[…]
Artikel 6:24
Deze afdeling is met uitzondering van artikel 6:12 van overeenkomstige toepassing indien hoger beroep, incidenteel hoger beroep, beroep in cassatie of incidenteel beroep in cassatie kan worden ingesteld.
Artikel 8:36c
[…]
2.    Als het tijdstip waarop een bericht dat door de bestuursrechter is geplaatst in het in het eerste lid genoemde digitale systeem voor gegevensverwerking door de geadresseerde is ontvangen, geldt het tijdstip waarop de bestuursrechter de geadresseerde hierover een kennisgeving heeft verzonden buiten het digitale systeem voor gegevensverwerking.
[…]
Artikel 8:36g
De verzending van berichten door de griffier geschiedt langs elektronische weg, met uitzondering van de berichtgeving aan een partij als bedoeld in artikel 8:36b, die te kennen heeft gegeven deze op papier te willen ontvangen.
Vw 2000
Artikel 69
[…]
3.    […] De termijn voor het instellen van het hoger beroep, bedoeld in artikel 95, bedraagt één week.
[…]