ECLI:NL:RVS:2018:2690

Raad van State

Datum uitspraak
10 augustus 2018
Publicatiedatum
10 augustus 2018
Zaaknummer
201804491/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in verband met bestemmingsplan Gooische Hockeyclub

Op 10 augustus 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het geding tussen een verzoeker, wonend te Hilversum, en de raad van de gemeente Hilversum. Dit verzoek volgde op een besluit van de raad van 7 maart 2018, waarbij het bestemmingsplan "Gooische Hockeyclub" werd vastgesteld. De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreest voor een aantasting van het woon- en leefklimaat op zijn perceel, dat grenst aan het sportcomplex van de Gooische Hockeyclub.

Tijdens de zitting op 7 augustus 2018, waar de verzoeker werd bijgestaan door mr. E.D.M. Knegt, en de raad vertegenwoordigd was door drs. S. Wiedemeijer en F. van Kooten, is het verzoek behandeld. De Gooische Hockey Club heeft toegezegd niet te zullen beginnen met werkzaamheden totdat de Afdeling in de bodemprocedure uitspraak heeft gedaan. De raad heeft ook verklaard dat de beslissing op het bezwaar van de verzoeker tegen de verleende omgevingsvergunning zal worden aangehouden totdat de Afdeling in de bodemprocedure uitspraak heeft gedaan.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen zodanig spoedeisend belang is dat rechtvaardigt dat een voorlopige voorziening wordt getroffen. Het verzoek is afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 10 augustus 2018.

Uitspraak

201804491/2/R1.
Datum uitspraak: 10 augustus 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Hilversum,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Hilversum,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 maart 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Gooische Hockeyclub" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 augustus 2018, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. E.D.M. Knegt, rechtsbijstandsverlener te Leusden, en de raad, vertegenwoordigd door drs. S. Wiedemeijer en F. van Kooten, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord de vereniging Gooische Hockey Club, vertegenwoordigd door [gemachtigden].
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    [verzoeker] vreest voor een aantasting van het woon- en leefklimaat op zijn perceel [locatie]. De aanleiding daarvoor is dat het plan de herinrichting van het sportcomplex van de Gooische Hockeyclub mogelijk maakt. Het perceel van [verzoeker] grenst aan dit  sportcomplex. De hockeyvelden en het clubhuis van de Gooische Hockeyclub zullen worden verplaatst en vernieuwd. Voor de bouw van het nieuwe clubhuis is een omgevingsvergunning verleend. [verzoeker] heeft daartegen bezwaar gemaakt.
3.    De Gooische Hockey Club heeft op de zitting toegezegd niet te zullen beginnen met werkzaamheden totdat de Afdeling in de bodemprocedure uitspraak heeft gedaan. Voorts heeft de raad verklaard dat de beslissing op het bezwaar van [verzoeker] tegen de verleende omgevingsvergunning zal worden aangehouden totdat de Afdeling in de bodemprocedure uitspraak heeft gedaan. Na de zitting heeft het college van burgemeester en wethouders dit schriftelijk bevestigd. Gelet hierop is er geen zodanig spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat een voorlopige voorziening wordt getroffen.
4.    Het verzoek wordt afgewezen.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Michiels    w.g. Van Driel Kluit
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2018
703.