ECLI:NL:RVS:2018:2689

Raad van State

Datum uitspraak
10 augustus 2018
Publicatiedatum
10 augustus 2018
Zaaknummer
201804994/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering exploitatievergunning en gedoogverklaring voor coffeeshop in Utrecht

Op 10 augustus 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin [verzoeker] een voorlopige voorziening heeft verzocht na de weigering van de burgemeester van Utrecht om een exploitatievergunning en gedoogverklaring voor een nieuwe coffeeshop aan de [locatie] te Utrecht te verlenen. De burgemeester had op 15 juni 2018 besloten om de aanvraag te weigeren, omdat de locatie niet voldeed aan alle vestigingscriteria zoals vastgesteld in de beleidsregels van de gemeente Utrecht. De burgemeester stelde dat de locatie weliswaar een horecabestemming had, maar niet voldeed aan het vijfde vestigingscriterium, dat vereist dat de bebouwing in het bouwblok voor meer dan 50% uit bedrijvigheid moet bestaan. Tijdens de zitting op 2 augustus 2018 heeft de burgemeester toegelicht dat de aanvraag van [verzoeker] niet kon worden goedgekeurd, omdat de locatie zich in een bouwblok bevond met meer dan 50% bewoning.

[Verzoeker] heeft aangevoerd dat hij een spoedeisend belang heeft bij het treffen van de voorlopige voorziening, omdat het maximaal toegestane aantal coffeeshops bijna is bereikt. De burgemeester heeft echter betoogd dat er geen spoedeisend belang is, omdat als aan het vijfde vestigingscriterium wordt voldaan, de burgemeester bereid is om af te wijken van het beleid met betrekking tot het maximaal aantal te gedogen coffeeshops. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor aanvragers om te voldoen aan alle vestigingscriteria en de rol van de burgemeester in het beoordelen van aanvragen voor coffeeshops in Utrecht. De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

201804994/2/A3.
Datum uitspraak: 10 augustus 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Utrecht,
tegen het besluit van de burgemeester van Utrecht van 15 juni 2018, kenmerk ZS 4904026.
Procesverloop
Bij uitspraak van 14 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3300, heeft de Afdeling het hoger beroep van [verzoeker] gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 2 februari 2016 in zaak nr. 15/4570 vernietigd, het bij de rechtbank ingestelde beroep tegen het besluit van de burgemeester van 23 juli 2015, kenmerk b13.1380, gegrond verklaard wegens strijd met artikel 4:5, eerste lid, Awb, dat besluit vernietigd en bepaald dat tegen het door de burgemeester nieuw te nemen besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld.
Bij besluit van 15 juni 2018 heeft de burgemeester, gevolg gevend aan de uitspraak van de Afdeling van 14 december 2016, opnieuw beslist op het bezwaar van [verzoeker].
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld. Voorts heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 augustus 2018, waar [verzoeker], bijgestaan door [gemachtigde], en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. S. Gangabisoensingh, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Bij besluit van 15 juni 2018 heeft de burgemeester de door [verzoeker] aangevraagde exploitatievergunning en gedoogverklaring ten behoeve van de exploitatie van een nieuwe coffeeshop aan de [locatie] te Utrecht geweigerd. Het betreffende pand heeft weliswaar een horecabestemming, maar de locatie voldoet niet aan alle vijf de vestigingscriteria zoals genoemd in "De beleidsregels over het in behandeling nemen van aanvragen om medewerking aan het vestigen van een coffeeshop gemeente Utrecht 2017" (hierna: de beleidsregels), aldus de burgemeester. Volgens artikel A, onder punt 5, van de beleidsregels wordt geen coffeeshop gedoogd in een straat dan wel een duidelijk herkenbaar afzonderlijk gedeelte daarvan, waaraan bebouwing ligt die in hoofdzaak dient voor bewoning. Volgens de toelichting bij dit artikel heeft dit criterium een rechtstreekse relatie met de meest voorkomende hinder vanuit coffeeshops voor omwonenden: hinder door verkeer, parkeren en rondhangen. Bij een acceptabele vestigingslocatie kan worden gedacht aan een locatie in een straat, of een bouwblok daarbinnen, waar de bebouwing op de begane grond voor meer dan 50% bestaat uit bedrijvigheid. Het maximaal aantal te gedogen coffeeshops in Utrecht is zeventien, inclusief reserveringen onder andere voor initiatieven buiten de woonwijken, op bedrijventerreinen langs doorgaande wegen.
Uit een door de burgemeester uitgevoerd Administratief Onderzoek volgt dat de [locatie] voldoet aan de eerste vier in de beleidsregels vermelde vestigingscriteria. Aan het vijfde criterium is niet voldaan, omdat het pand is gelegen in een bouwblok met meer dan 50% bewoning. Ter zitting bij de voorzieningenrechter heeft de burgemeester verklaard dat de burgemeester bij elke aanvraag het bouwblok beoordeelt waar de betreffende locatie zich bevindt. Voorts is toegelicht dat de aspecten hinder door verkeer, parkeren en rondhangen, pas aan de orde komen als aan alle in de beleidsregels neergelegde criteria is voldaan. Deze aspecten spelen een rol bij nadere invulling van aan de exploitatie van de coffeeshop te stellen voorschriften.
2.    Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de burgemeester één van de zeventien plekken vrijhoudt voor [verzoeker] zolang niet onherroepelijk vaststaat dat hij niet in aanmerking komt voor het exploiteren van een coffeeshop op de betreffende locatie. [verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat hij een spoedeisend belang heeft bij de verzochte voorziening, omdat het maximaal toegestane aantal bijna is bereikt. Ter zitting is gebleken dat er twee plekken zijn gereserveerd, elf plekken reeds zijn ingevuld en vier aanvragen in behandeling zijn. Volgens de burgemeester zijn er voor de nog vier te vergeven plekken, inclusief [verzoeker], al zes gegadigden.
3.    Ter zitting heeft de burgemeester het standpunt ingenomen dat [verzoeker] geen spoedeisend belang heeft, omdat als uit deze procedure volgt dat aan het vijfde vestigingscriterium is voldaan, en vervolgens bij de verdere behandeling van de aanvraag ook overigens geen redenen blijken om deze af te wijzen, de burgemeester zal afwijken van zijn beleid wat betreft het maximaal toegestane aantal te gedogen coffeeshops. Aldus is met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigt.
4.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.
w.g. Michiels    w.g. Ley-Nell
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2018
597.