ECLI:NL:RVS:2018:2685

Raad van State

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
9 augustus 2018
Zaaknummer
201805133/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 15 juni 2018 het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk heeft verklaard. De staatssecretaris had op 22 mei 2018 besloten om de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H. van der Wal, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De vreemdeling betoogt in haar enige grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat haar gemachtigde niet heeft gereageerd op een telefonisch verzoek van de rechtbank om aan te geven waarin haar procesbelang is gelegen. De vreemdeling stelt dat haar gemachtigde op 10 juni 2018 per fax heeft gecommuniceerd dat zij nog steeds in contact staat met de vreemdeling en dat er procesbelang bestaat. De rechtbank heeft echter geen bevestiging gegeven dat dit faxbericht is ontvangen, wat volgens de vreemdeling onzorgvuldig is.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de grief van de vreemdeling gegrond verklaard. De rechtbank had het faxbericht van de gemachtigde niet bij haar uitspraak betrokken, wat heeft geleid tot een onjuiste beslissing. De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 501,00.

Uitspraak

201805133/1/V1.
Datum uitspraak: 8 augustus 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 15 juni 2018 in zaak nr. NL18.10146 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 22 mei 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 15 juni 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. van der Wal, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De vreemdeling klaagt in haar enige grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat haar gemachtigde niet heeft gereageerd op het telefonisch verzoek van de rechtbank om aan te geven waarin haar procesbelang is gelegen, nu de vreemdeling volgens de staatssecretaris met onbekende bestemming is vertrokken. Daartoe voert de vreemdeling aan dat haar gemachtigde bij faxbericht van 10 juni 2018 de rechtbank heeft meegedeeld dat zij met de vreemdeling in contact staat en nog altijd procesbelang bestaat. Door dat faxbericht niet bij haar uitspraak te betrekken heeft de rechtbank onzorgvuldig gehandeld, aldus de vreemdeling.
2.    Het onder 1. bedoelde faxbericht is blijkens het door de vreemdeling overgelegde verzendrapport succesvol verzonden naar faxnummer 088-3610568. Blijkens de op www.rechtspraak.nl vermelde contactgegevens van de rechtbank Rotterdam is dit het faxnummer van de administratie van de vreemdelingenkamer. Desgevraagd heeft de rechtbank geen nadere informatie kunnen verstrekken over de vraag of zij dat faxbericht rond het gestelde tijdstip van verzending heeft ontvangen. Hoewel een verzendrapport in beginsel onvoldoende is om reeds op grond daarvan ervan te kunnen uitgaan dat een bij faxbericht verzonden stuk daadwerkelijk is ontvangen, moet het er onder deze omstandigheden voor worden gehouden dat de gemachtigde op 10 juni 2018 haar reactie op het onder 1. bedoelde telefonische verzoek aan de rechtbank heeft doen toekomen.
De grief slaagt.
3.    Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak naar de rechtbank terugwijzen om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
4.    De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 15 juni 2018 in zaak nr. NL18.10146;
III.    wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 501,00 (zegge: vijfhonderdeen euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, griffier.
w.g. Verheij    w.g. De Groot
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2018
210.