ECLI:NL:RVS:2018:2685
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- H.G. Lubberdink
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 15 juni 2018 het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk heeft verklaard. De staatssecretaris had op 22 mei 2018 besloten om de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H. van der Wal, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De vreemdeling betoogt in haar enige grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat haar gemachtigde niet heeft gereageerd op een telefonisch verzoek van de rechtbank om aan te geven waarin haar procesbelang is gelegen. De vreemdeling stelt dat haar gemachtigde op 10 juni 2018 per fax heeft gecommuniceerd dat zij nog steeds in contact staat met de vreemdeling en dat er procesbelang bestaat. De rechtbank heeft echter geen bevestiging gegeven dat dit faxbericht is ontvangen, wat volgens de vreemdeling onzorgvuldig is.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de grief van de vreemdeling gegrond verklaard. De rechtbank had het faxbericht van de gemachtigde niet bij haar uitspraak betrokken, wat heeft geleid tot een onjuiste beslissing. De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 501,00.