ECLI:NL:RVS:2018:2664

Raad van State

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
8 augustus 2018
Zaaknummer
201705513/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de uitspraak inzake het bestemmingsplan 'Aansluitingsweg Bergstraat - De Hoogt' en de gevolgen voor de bedrijfsvoering van appellante

Op 8 augustus 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek tot herziening van de uitspraak van 21 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1622. In deze eerdere uitspraak werd het beroep van appellante tegen het besluit van de raad van 27 juni 2016, waarbij het bestemmingsplan 'Aansluitingsweg Bergstraat - De Hoogt' was vastgesteld, ongegrond verklaard. Appellante, gevestigd aan De Hoogt, vreesde voor belemmering van haar bedrijfsvoering door de toename van verkeer als gevolg van de nieuwe verbindingsweg. De Afdeling had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat de vrees van appellante niet terecht was, en dat de raad voldoende onderbouwing had gegeven voor de verkeersbestemming van de verbindingsweg.

Appellante verzocht de Afdeling om herziening op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), stellende dat de raad zich niet had gehouden aan de eerdere opdracht van de Afdeling. Tijdens de zitting op 3 mei 2018 heeft appellante haar standpunten toegelicht, maar de Afdeling oordeelde dat de aangevoerde argumenten geen nieuwe feiten of omstandigheden betroffen die tot herziening konden leiden. De Afdeling benadrukte dat het herzieningsverzoek niet bedoeld is om eerder aangevoerde argumenten opnieuw te bespreken.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat het verzoek om herziening niet kan worden toegewezen, omdat de aangevoerde gronden reeds onderdeel uitmaakten van het eerdere debat. De uitspraak van 21 juni 2017 blijft derhalve in stand, en het verzoek van appellante wordt afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201705513/1/R2.
Datum uitspraak: 8 augustus 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[appellante], gevestigd te [plaats], waarvan de vennoten zijn [vennoot A], [vennoot B] en [vennoot C], allen wonend te [woonplaats],
verzoekster,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 21 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1622.
Procesverloop
Bij uitspraak van 21 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1622, heeft de Afdeling het beroep van [appellante] tegen het besluit van 27 juni 2016, waarbij het bestemmingsplan "Aansluitingsweg Bergstraat - De Hoogt" is vastgesteld, ongegrond verklaard. Het plan voorziet tussen de Hoogt en de Bergstraat in een verkeersbestemming ten behoeve van een verbindingsweg die deel uitmaakt van de nieuwe ontsluitingsstructuur van Loon op Zand. [appellante] is gevestigd aan De Hoogt en vreesde voor belemmering van haar bedrijfsvoering door de toename van verkeer die de nieuwe verbindingsweg meebrengt.
Bij brief van 8 juli 2017 heeft [appellante] de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 mei 2018, waar [appellante], vertegenwoordigd door [vennoot A], en de raad, vertegenwoordigd door ing. T. van Erve, zijn verschenen.
Overwegingen
Voorgeschiedenis
1.    Bij besluit van 16 oktober 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijvenpark De Hoogt 2014" vastgesteld, dat onder meer voorzag in de verbindingsweg tussen De Hoogt en de Bergstraat.
In de uitspraak van 7 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3133, heeft de Afdeling het beroep van onder meer [appellante] tegen het besluit van 16 oktober 2014 gegrond verklaard en de raad de opdracht gegeven om een nieuw besluit te nemen. De Afdeling kwam tot deze conclusie, omdat de verbindingsweg ook zou gaan dienen voor de ontsluiting van het noordelijk gelegen woongebied van Loon op Zand. De raad had naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende onderbouwd of de hiermee gepaard gaande verkeersintensiteiten, gelet op het plaatselijk smalle wegprofiel en de op een bedrijventerrein noodzakelijke ruimte voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn. Ook had de Afdeling kritiek op de bepaling van de verwachte aantallen voertuigbewegingen.
Het nieuwe besluit en de uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.    Bij besluit van 27 juni 2016 heeft de raad, in navolging van de opdracht van de Afdeling, het bestemmingsplan "Aansluitingsweg Bergstraat - De Hoogt" vastgesteld.
In de uitspraak van 21 juni 2017,  ECLI:NL:RVS:2017:1622 heeft de Afdeling het hiertegen door [appellante] ingestelde beroep ongegrond verklaard.
De beroepsgronden hadden betrekking op de door [appellante] gevreesde toename van verkeer als gevolg van het realiseren van de verbindingsweg.
In de uitspraak van 21 juni 2017 (overweging 7.4) heeft de Afdeling overwogen, kort samengevat, dat de vrees van [appellante] niet terecht was.
Het verzoek om herziening
3.    Aan het verzoek om herziening heeft [appellante] ten grondslag gelegd dat de Afdeling heeft miskend dat de raad zich bij de vaststelling van het bestemmingsplan "Aansluitingsweg Bergstraat - De Hoogt" niet heeft gehouden aan de opdracht van de Afdeling, zoals die is vermeld in de uitspraak van 7 oktober 2015. [appellante] voert aan dat de Afdeling niet heeft onderkend dat de raad in het plan "Aansluitingsweg Bergstraat - De Hoogt" niet heeft onderbouwd dat de verbindingsweg de functie krijgt als ontsluitingsweg en ook niet dat deze weg, mede gelet op het wegprofiel, geschikt is voor de verkeersafwikkeling als gevolg van het plan. Ter zitting heeft [appellante] aangevoerd dat de Afdeling in de uitspraak van 21 juni 2017 ten onrechte geen rekening heeft gehouden met haar beroepsgrond dat het wegprofiel van De Hoogt te smal is.
Beoordeling van het verzoek om herziening
4.    Artikel 8:119, eerste lid, van de Awb luidt:
"De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden."
4.1.    De Afdeling stelt voorop dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening er niet toe dient om het geschil, waarover bij uitspraak is beslist, opnieuw aan de rechter voor te leggen. Ook is dit rechtsmiddel niet bedoeld om een partij de gelegenheid te bieden om argumenten, die in een eerdere procedure naar voren zijn gebracht of naar voren hadden kunnen worden gebracht, opnieuw of alsnog naar voren te brengen en daarmee het debat te heropenen, nadat is gebleken dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Het bijzondere rechtsmiddel van herziening kan ook niet worden gebruikt voor de correctie van een, in de ogen van [appellante], rechterlijke misslag, omdat dit niet onder de in artikel 8:119 van de Awb bedoelde feiten en omstandigheden valt.
Bij de beoordeling van een herzieningsverzoek is uitsluitend van belang of er feiten en omstandigheden naar voren komen die er al waren vóór de uitspraak, die de verzoeker om herziening niet kende en ook niet hoefde te kennen, én die mogelijk van invloed zouden zijn geweest op het oordeel in die uitspraak. Hierover overweegt de Afdeling als volgt.
Alles wat [appellante] heeft aangevoerd vormde al onderdeel van het debat dat geleid heeft tot de uitspraak van 21 juni 2017, en daarmee heeft de Afdeling bij haar beoordeling ook rekening gehouden.
De Afdeling wijst er bijvoorbeeld op dat in de uitspraak van 21 juni 2017 ook is ingegaan op het wegprofiel van De Hoogt. Anders dan [appellante] aanvoert, heeft de Afdeling in die uitspraak, met name in overweging 7 en volgende, de beroepsgrond dat het wegprofiel van De Hoogt te smal is, bij haar beoordeling betrokken. Ook heeft de Afdeling, na uitleg ter zitting door de deskundige van Goudappel Coffeng, ingestemd met de wijze waarop de aantallen verkeersbewegingen zijn bepaald, waarop zij in de eerdere uitspraak van 7 oktober 2015 nog kritiek had.
Hieruit volgt dat wat [appellante] bij haar verzoek om herziening heeft aangevoerd, niet is aan te merken als feiten en omstandigheden die tot herziening van de uitspraak van 21 juni 2017 kunnen leiden. Het zijn kortgezegd geen nieuwe feiten en omstandigheden.
Conclusie
5.    Het verzoek om herziening wordt afgewezen.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. E.A. Minderhoud en mr. D.A. Verburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, griffier.
w.g. Polak
voorzitter    De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2018
408.