201802176/3/R3.
Datum uitspraak: 7 augustus 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[de vennootschap onder firma], gevestigd te Zeewolde, waarvan de vennoten zijn [vennoot A], [vennoot B] en [vennoot C],
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Flevoland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 januari 2018 hebben gedeputeerde staten krachtens de Ontgrondingenwet vergunning verleend aan het college van burgemeester en wethouders van Zeewolde voor het ontgronden van het perceel sectie […], nummer […], in het kader van het project "toekomstige woningbouw Eilandenrijk A en B en Randzone" in Zeewolde.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld. Daarbij heeft [verzoeker] tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 juni 2018, waar zijn verschenen:
- [verzoeker], vertegenwoordigd door [gemachtigden] en [vennoot B],
- gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door mr. L. Knoppers en D. Jansma.
Tevens zijn ter zitting burgemeester en wethouders gehoord, vertegenwoordigd door A.H. Burggraaf, C.T. Vos en J. Kuik.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. De vergunning is verleend om grondverbetering toe te passen op het perceel om te komen tot een bouwrijp terrein met een goede waterdoorlatende bodem. Daartoe wordt een bestaande kleilaag tot een maximale diepte van 0,70 meter verwijderd.
3. [verzoeker] heeft eerder verzocht een voorlopige voorziening te treffen in verband met zijn vrees dat schadelijke verontreiniging van het oppervlaktewater dan wel wateroverlast dreigt te ontstaan als gevolg van de ontgronding. De voorzieningenrechter heeft dat verzoek bij uitspraak van 18 juni 2018 in zaak nr. ECLI:NL:RVS:2018:1989, afgewezen. [verzoeker] heeft opnieuw verzocht een voorlopige voorziening te treffen, onder bijvoeging van de visie van Koelewijn Bronbemalingen B.V. dat door het ontgraven kwelvorming of openbarsten van de bodem kan ontstaan, alsmede de visies van FMA Nillesen en MultiBouwsystemen B.V. dat door gedeputeerde staten onvoldoende onderzoek is verricht om te kunnen concluderen of wateroverlast of schadelijke verontreiniging kan ontstaan. Tevens is van de zijde van [verzoeker] aangegeven dat metingen zijn gedaan op dezelfde plek als waar Fugro Geoservices B.V. namens gedeputeerde staten metingen heeft verricht. De resultaten van deze metingen, die ter zitting zijn toegelicht, sporen niet met de metingen van Fugro en de conclusies die gedeputeerde staten daaraan heeft verbonden. De voorzieningenrechter concludeert naar aanleiding van het voorgaande en hetgeen over en weer ter zitting is gesteld dat grote onduidelijkheid bestaat over de gevolgen van het besluit. 4. Omdat deze procedure zich niet leent voor nader onderzoek, moet de voorzieningenrechter in het midden laten in hoeverre op de gronden die [verzoeker] in gebruik heeft daadwerkelijk wateroverlast of schadelijke verontreiniging valt te verwachten. De voorzieningenrechter is op grond van hetgeen uit de stukken blijkt en ter zitting over en weer ter toelichting is gezegd, van oordeel dat onvoldoende zekerheid bestaat dat in de periode tussen 17 augustus 2018 en het moment waarop in de bodemzaak uitspraak zal worden gedaan geen schadelijke gevolgen voor [verzoeker] ontstaan die bezwaarlijk ongedaan gemaakt kunnen worden. Hier staat tegenover dat toewijzing van het verzoek zou leiden tot vertraging in de uitvoering van een woningbouwproject van 450 woningen. Ter zitting is door gedeputeerde staten aangegeven dat de grond echter niet nodig is voor het ophogen van het te ontwikkelen woongebied Havenkwartier. Afweging van de betrokken belangen brengt de voorzieningenrechter er toe het verzoek toe te wijzen.
5. Niet is gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van 25 januari 2018 waarbij gedeputeerde staten krachtens de Ontgrondingenwet vergunning hebben verleend aan het college van burgemeester en wethouders van Zeewolde voor het ontgronden van het perceel sectie […], nummer […], in het kader van het project "toekomstige woningbouw Eilandenrijk A en B en Randzone" in Zeewolde.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.
w.g. Slump w.g. Priem
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2018
646.