ECLI:NL:RVS:2018:260

Raad van State

Datum uitspraak
24 januari 2018
Publicatiedatum
25 januari 2018
Zaaknummer
201706423/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake inreisverbod en vertrek uit de Europese Unie

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Bij besluit van 20 september 2016 werd de vreemdeling opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en werd er een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, verklaarde op 18 november 2016 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Paridon, hoger beroep ingesteld.

De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 24 januari 2018 geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De termijn voor het indienen van het hogerberoepschrift eindigde op 16 december 2016, maar het hogerberoepschrift is pas op 8 augustus 2017 ingediend. De vreemdeling stelde dat hij de uitspraak van de rechtbank niet op 18 november 2016 had ontvangen, maar de Raad van State oordeelde dat het verzendoverzicht van de rechtbank aantoont dat de uitspraak op die datum is verzonden en dat het vermoeden bestaat dat de vreemdeling deze heeft ontvangen.

De Raad van State concludeert dat er geen rechtvaardiging is voor de te late indiening van het hoger beroep en verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201706423/1/V3.
Datum uitspraak: 24 januari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 18 november 2016 in zaak nr. 16/22326 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 20 september 2016 heeft de staatssecretaris de vreemdeling opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 18 november 2016 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb, vangt de termijn voor het indienen van een hogerberoepschrift aan met ingang van de dag na die, waarop de aangevallen uitspraak op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Ingevolge artikel 69, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, voor zover thans van belang, bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift vier weken.
2.    De aangevallen uitspraak is verzonden op 18 november 2016, zodat de termijn voor het instellen van hoger beroep op 16 december 2016 is geëindigd. Het hogerberoepschrift is op 8 augustus 2017 bij faxbericht verzonden en bij de Raad van State ingekomen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift derhalve niet tijdig ingediend.
Geen rechtvaardiging is gelegen in het door de vreemdeling gestelde feit dat hij de aangevallen uitspraak niet op 18 november 2016 heeft ontvangen, omdat in het verzendoverzicht van de rechtbank van die datum onder "extern station" niet het faxnummer van de gemachtigde, maar "unknown" is vermeld.
Voormeld verzendoverzicht van de rechtbank bevat ook een afschrift van de aanbiedingsbrief van de rechtbank bij de aangevallen uitspraak, gedateerd 18 november 2016. In deze brief is als wijze van verzending het vakje "[   ] FAX" aangekruist met daaropvolgend een weergave van het faxnummer van de gemachtigde. In het verzendoverzicht is onder "Resultaat" "voltooid" vermeld.
Het vorenstaande rechtvaardigt, in aanmerking genomen dat per fax verzonden stukken in de regel worden afgeleverd bij het faxnummer waaraan deze zijn gericht, het vermoeden dat de vreemdeling de aangevallen uitspraak op 18 november 2016 heeft ontvangen.
3.    Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Van de Kolk
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2018
347.