ECLI:NL:RVS:2018:2564

Raad van State

Datum uitspraak
1 augustus 2018
Publicatiedatum
1 augustus 2018
Zaaknummer
201706987/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.M.H. Hoogvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en aansprakelijkheid bij het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen in strijd met de Afvalstoffenverordening

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 1 augustus 2018 uitspraak gedaan over een beroep van [appellante] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Het college had op 12 juni 2017 besloten om spoedeisende bestuursdwang toe te passen, omdat [appellante] op 9 juni 2017 huishoudelijke afvalstoffen in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 had aangeboden. De bestuursdwang bestond uit het verwijderen van een huisvuilzak die naast een ondergrondse restafvalcontainer was aangetroffen. Het college stelde dat een deel van de kosten (€ 126,00) voor rekening van [appellante] zou komen, omdat in de huisvuilzak een poststuk was aangetroffen dat naar haar adres was geadresseerd.

[appellante] betwistte dat de huisvuilzak van haar afkomstig was en voerde aan dat het poststuk mogelijk door een eerdere bewoonster in de centrale hal was achtergelaten. De Afdeling overwoog dat, hoewel het bewijsvermoeden bestaat dat de persoon tot wie de afvalstoffen kunnen worden herleid de overtreder is, [appellante] niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet degene was die het voorschrift had geschonden. De Afdeling concludeerde dat het college terecht had aangenomen dat [appellante] de overtreder was en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van inwoners bij het aanbieden van afvalstoffen en de gevolgen van het niet naleven van de gemeentelijke verordeningen. De Afdeling oordeelde dat de argumenten van [appellante] niet voldoende waren om het besluit van het college te weerleggen, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201706987/1/A1.
Datum uitspraak: 1 augustus 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Den Haag,
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 juni 2017 heeft het college zijn beslissing om op 9 juni 2017 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat een gedeelte van de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 126,00) voor rekening van [appellante] komt.
Bij besluit van 26 juli 2017 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juli 2018, waar het college, vertegenwoordigd door mr. F. Naghi-Zadeh, is verschenen.
Overwegingen
1.    De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak die op 9 juni 2017 is aangetroffen naast een ondergrondse restafvalcontainer ter hoogte van de [locatie]. Het college is ervan uitgegaan dat [appellante] de huisvuilzak in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 heeft aangeboden, omdat daarin een tot haar adres herleidbaar poststuk is aangetroffen. Het poststuk is een reclamedrukwerk, geadresseerd aan een eerdere bewoonster van het adres van [appellante].
2.    [appellante] betwist dat de aangetroffen huisvuilzak van haar afkomstig is. Zij is het er niet mee eens dat zij als overtreder is aangemerkt omdat toevallig haar postcode en huisnummer op het aangetroffen poststuk stonden. Verder voert zij aan dat haar flat een centrale hal heeft waarin de brievenbussen van alle bewoners staan. Zij vermoedt dat de eerdere bewoonster het poststuk daar heeft achtergelaten, dat iemand anders het poststuk vervolgens heeft meegenomen en dat diegene de aangetroffen huisvuilzak onjuist heeft aangeboden. Daarnaast wijst zij erop dat op 7 augustus 2017 iemand haar brievenbus in brand heeft gestoken.
2.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 1 juni 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT6561), zal in de regel mogen worden aangenomen dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is. Dit geldt echter niet indien diegene aannemelijk maakt dat hij niet degene is geweest die het te handhaven voorschrift heeft geschonden.
2.2.    Aangezien het aangetroffen poststuk is geadresseerd aan het adres van [appellante], moet worden aangenomen dat het poststuk op dat adres is bezorgd, zodat [appellante] het poststuk heeft ontvangen. De aangetroffen huisvuilzak, waarin dat poststuk is aangetroffen, is daarom tot haar herleidbaar. Gelet op het hiervoor onder 2.1 weergegeven bewijsvermoeden, mocht het college aannemen dat zij de overtreder is.
Aangenomen dat [appellante] het poststuk heeft ontvangen, is de stelling dat de eerdere bewoonster het poststuk in de centrale hal heeft achtergelaten, niet aannemelijk. Daarnaast zegt de omstandigheid dat op 7 augustus 2017 iemand haar brievenbus in brand heeft gestoken, niets over de op 9 juni 2017 aangetroffen huisvuilzak. [appellante] heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat zij niet degene is geweest die de huisvuilzak in strijd met de Afvalstoffenverordening 2010 heeft aangeboden.
Gelet op het voorgaande geeft hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het college haar ten onrechte als overtreder heeft aangemerkt.
Het betoog faalt.
3.    Het beroep is ongegrond.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G.M.H. Hoogvliet, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kors, griffier.
w.g. Hoogvliet    w.g. Kors
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2018
687.