ECLI:NL:RVS:2018:2556
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke rechtszaak over bestemmingsplan en geuroverlast in Someren
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 1 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant, wonend te Someren-Heide, en de raad van de gemeente Someren. De zaak betreft een bestemmingsplan dat op 21 april 2016 is vastgesteld voor de locaties Limburglaan 25 en Kraaiendijk 35. In een eerdere tussenuitspraak van 25 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2779, werd de gemeenteraad opgedragen om binnen 26 weken het gebrek in het besluit te herstellen. Dit gebrek had betrekking op de onvoldoende motivering van de toegestane geurbelasting van de veehouderij in de omgeving van de camping aan de Limburglaan 25.
Naar aanleiding van deze tussenuitspraak heeft de gemeenteraad op 19 april 2018 een gewijzigd besluit genomen, waarin een nadere motivering is gegeven over de geuroverlast. De appellant heeft zijn zienswijze over dit gewijzigde bestemmingsplan naar voren gebracht, maar de Afdeling heeft besloten dat een nadere zitting niet nodig was en het onderzoek heeft gesloten.
De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het oorspronkelijke besluit van 21 april 2016 in strijd was met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de cumulatieve geurhinder van de veehouderijen in de directe omgeving niet was betrokken bij de beoordeling van de geurbelasting. Hierdoor was niet voldoende inzichtelijk gemaakt dat er een aanvaardbaar verblijfsklimaat op de camping kon worden gerealiseerd.
De Afdeling heeft het beroep van de appellant gegrond verklaard, het besluit van de raad van 21 april 2016 vernietigd en de raad veroordeeld in de proceskosten van de appellant. Tevens is de raad gelast om het griffierecht aan de appellant te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. B.J. van Ettekoven, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. N.T. Zijlstra, griffier.