ECLI:NL:RVS:2018:2501

Raad van State

Datum uitspraak
25 juli 2018
Publicatiedatum
25 juli 2018
Zaaknummer
201707406/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor opslagterrein in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 1 augustus 2017, waarin het beroep tegen de omgevingsvergunning voor een verhard opslagterrein voor beregeningsbuizen ongegrond werd verklaard. De omgevingsvergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Medemblik op 19 april 2016. [vergunninghouder], eigenaar van een mechanisatiebedrijf, had de vergunning aangevraagd voor het realiseren van een opslagterrein op zijn perceel in Zwaagdijk-Oost. Dit perceel was in strijd met het bestemmingsplan 'Dorpskernen IV' verhard met stelconplaten, zonder dat daarvoor een vergunning was verleend.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 10 juli 2018 behandeld. [appellant] heeft geen actueel en reëel belang bij het hoger beroep, omdat de herziening van het bestemmingsplan inmiddels onherroepelijk is geworden en de vergunde afwijking van het bestemmingsplan is opgenomen in deze herziening. Hierdoor is het hoger beroep van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij niet heeft aangetoond schade te hebben geleden door het besluit waartegen hij in beroep ging.

De uitspraak van de Raad van State is gedaan op 25 juli 2018, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak heeft besloten dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De zaak illustreert de noodzaak van een actueel belang bij het indienen van hoger beroep in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

201707406/1/A1.
Datum uitspraak: 25 juli 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Zwaagdijk-Oost, gemeente Medemblik,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 1 augustus 2017 in zaak nr. 16/2450 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Medemblik.
Procesverloop
Bij besluit van 19 april 2016 heeft het college [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren en gebruiken van een verhard opslagterrein voor de opslag van beregeningsbuizen op het perceel [locatie 1] te Zwaagdijk-Oost (hierna: het perceel).
Bij uitspraak van 1 augustus 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[vergunninghouder] en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juli 2018, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door [gemachtigde] en het college, vertegenwoordigd door F.P.M. Brieffies, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    [vergunninghouder] is eigenaar van een mechanisatiebedrijf gevestigd aan de [locatie 2] te Zwaagdijk-Oost. [vergunninghouder] heeft de woning op het perceel, dat in de nabijheid van hun bedrijf is gelegen, aangekocht mede om een gedeelte van de bedrijfsvoorraad te kunnen opslaan. De aanvraag om omgevingsvergunning ziet op het realiseren van een verhard opslagterrein ten oosten van het bedrijfspand op het perceel. Op dit terrein worden pallets met beregeningsbuizen gestald, die in afwachting van verkoop langdurig worden opgeslagen. Het desbetreffende gedeelte van het perceel is door [vergunninghouder] na aankoop van het perceel in strijd met het destijds geldende bestemmingsplan "Dorpskernen IV" en zonder dat daarvoor omgevingsvergunning was verleend reeds verhard met stelconplaten.
[appellant] woont aan de [locatie 3] en heeft zicht op het perceel. De woning en de daaromheen gelegen bedrijfsgebouwen op het perceel hebben een bedrijfsbestemming, maar de locatie waarop een verharding is aangebracht ten behoeve van opslagactiviteiten heeft een woonbestemming.
2.    De Afdeling is slechts gehouden tot een inhoudelijke beoordeling van een hoger beroep, indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang is vervallen, is de Afdeling niet gehouden uitspraak te doen uitsluitend wegens de principiële betekenis daarvan.
[appellant] beoogt met zijn hoger beroep het realiseren en gebruiken van een verhard opslagterrein voor de opslag van beregeningsbuizen op het perceel tegen te gaan.
Bij besluit van 29 september 2016 heeft de raad van de gemeente Medemblik echter de herziening van het bestemmingsplan "Dorpskernen IV" vastgesteld. In dit bestemmingsplan zijn aan het perceel de bestemmingen "Bedrijf" en "Groen" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf -opslag beregeningsbuizen" toegekend. Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld. Bij uitspraak van 29 november 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3277) heeft de Afdeling dat beroep ongegrond verklaard.
Het voorgaande betekent dat de bij besluit van 19 april 2016 vergunde afwijking van het bestemmingsplan "Dorpskernen IV" ten behoeve van het realiseren en gebruiken van een verhard opslagterrein voor de opslag van beregeningsbuizen op het perceel, is opgenomen in de inmiddels onherroepelijk geworden herziening van dat bestemmingsplan.
Verder heeft [appellant] niet gemotiveerd gesteld schade te hebben geleden als gevolg van het in hoger beroep bestreden besluit. Gelet daarop heeft [appellant] geen actueel en reëel belang bij een uitspraak op zijn hoger beroep.
3.    Gelet op het vorenstaande wordt niet toegekomen aan een beoordeling van de door [appellant] aangevoerde gronden. Het hoger beroep van [appellant] is vanwege het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Melenhorst, griffier.
w.g. Drop    w.g. Melenhorst
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2018
490.