ECLI:NL:RVS:2018:2476

Raad van State

Datum uitspraak
23 juli 2018
Publicatiedatum
23 juli 2018
Zaaknummer
201805224/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake handhaving permanente bewoning recreatiewoningen op bungalowpark De Horn

Op 23 juli 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen het college van burgemeester en wethouders van Schagen en Lecc Exploitatie de Horn B.V. Het college had eerder het verzoek van Lecc Exploitatie om handhavend op te treden tegen de permanente bewoning van recreatiewoningen op het bungalowpark De Horn niet-ontvankelijk verklaard. Lecc Exploitatie, dat het bungalowpark beheert in opdracht van Lecc Vastgoed B.V., had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. De rechtbank Noord-Holland had in een eerdere uitspraak op 8 mei 2018 het beroep van Lecc Exploitatie gegrond verklaard en het college opgedragen opnieuw te beslissen op de verzoeken van Lecc Exploitatie.

In de voorlopige voorzieningenprocedure heeft het college verzocht om een schorsing van de uitspraak van de rechtbank, zodat het geen nieuw besluit hoeft te nemen totdat het hoger beroep is beslist. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de vraag of Lecc Exploitatie als belanghebbende kan worden aangemerkt, complex is en in de bodemprocedure moet worden beantwoord. De voorzieningenrechter heeft het belang van Lecc Exploitatie bij een spoedige beoordeling van haar verzoek om handhaving erkend, maar oordeelde dat dit belang minder zwaar weegt dan het belang van het college en eventuele derden. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten dat het college geen nieuw besluit hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in bestuursrechtelijke procedures en de rol van de voorzieningenrechter in voorlopige voorzieningenprocedures. De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, wat gebruikelijk is in dergelijke procedures.

Uitspraak

201805224/2/A1.
Datum uitspraak: 23 juli 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Schagen,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 8 mei 2018 in zaak nr. 17/2214 in het geding tussen:
Lecc Exploitatie de Horn B.V., gevestigd te Dirkshorn
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 21 december 2015 heeft het college het verzoek van Lecc Exploitatie om handhavend op te treden tegen permanente bewoning van een aantal recreatiewoningen op het bungalowpark De Horn niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluit van 27 maart 2017 heeft het college het door Lecc Exploitatie daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 8 mei 2018 heeft de rechtbank het door Lecc Exploitatie daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 27 maart 2017 vernietigd en het besluit van 21 december 2015 herroepen. De rechtbank heeft tevens bepaald dat het college met inachtneming van haar uitspraak opnieuw dient te beslissen op de verzoeken van Lecc Exploitatie.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.
Het college heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 juli 2018, waar het college, vertegenwoordigd door drs. C.R. Waal en M.J.A. Ruigrok, en Lecc Exploitatie, vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Lecc Exploitatie beheert in opdracht van Lecc Vastgoed B.V. het bungalowpark De Horn. Dit beheer bestaat, onder andere, uit het verhuren van een aantal recreatiewoningen namens de eigenaar van deze woningen, het exploiteren van de wasserette, tennisbaan en een verkooppunt in de receptie van het bungalowpark en het verzamelen van afval van gebruikers van het park.
Lecc Exploitatie heeft het college verzocht handhavend op te treden tegen de permanente bewoning van een aantal bungalows in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Recreatieterreinen Harenkarspel". Het college heeft het verzoek en het bezwaar van Lecc Exploitatie niet-ontvankelijk verklaard. Daaraan heeft het ten grondslag gelegd dat uit de kadastrale gegevens niet blijkt dat Lecc Exploitatie eigenaar is van de percelen waar de verzoeken om handhaving op zijn gericht. Volgens het college leveren de economische belangen van Lecc Exploitatie geen belang op bij de handhavingsverzoeken en is geen sprake van een zwaardere last op de infrastructuur en het onderhoud van het park door permanente bewoning, omdat de recreatiewoningen jaarrond mogen worden gebruikt.
3.    De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak overwogen dat Lecc Exploitatie belanghebbende is bij de verzoeken om handhavend op te treden. Daartoe overweegt de rechtbank, kort samengevat, dat Lecc Exploitatie het bungalowpark exploiteert, zij drie recreatiewoningen verhuurd die eigendom zijn van Lecc Vastgoed B.V. en dat niet uit te sluiten valt dat de opbrengsten van de exploitatie van de tennisbaan, de wasserette en het verkooppunt in de receptie door permanente bewoning op het park teruglopen.
4.    Het college verzoekt de voorzieningenrechter te bepalen dat het geen nieuw besluit op het door Lecc Exploitatie ingediende verzoek om handhaving hoeft te nemen, totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist.
5.    De voorzieningenrechter overweegt dat deze voorlopige voorzieningenprocedure zich niet leent voor de beantwoording van de vraag of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat Lecc Exploitatie, waarvan ter zitting niet is gebleken dat zij, evenals Lecc Vastgoed B.V., die echter geen verzoek om handhaving heeft gedaan, zakelijke rechten heeft ten aanzien van onderdelen van het park, aangemerkt kan worden als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb vanwege de complexiteit daarvan. Die beantwoording dient dan ook te geschieden in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter zal daarom bij de beoordeling van het verzoek van het college om schorsing van de aangevallen uitspraak een belangenafweging verrichten.
6.    Het college heeft in het verzoek om voorlopige voorziening en ter zitting van de voorzieningenrechter te kennen gegeven dat een projectleider een plan van aanpak maakt waarin wordt bezien hoe omgegaan zal worden met de permanente bewoning van recreatiewoningen op het park De Horn en op andere recreatieparken binnen de gemeente. Het college vreest dat het nemen van afzonderlijke handhavingsverzoeken voorafgaand aan afronding van het plan van aanpak met zich brengt dat het college uiteindelijk alleen op verzoeken kan reageren en geen integrale aanpak kan opstellen.
De voorzieningenrechter onderkent het belang van Lecc Exploitatie bij een spoedige inhoudelijke beoordeling van haar verzoek om handhaving, maar naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt dit belang, nu niet zeker is dat zij daar recht op heeft, minder zwaar dan het belang van het college en eventuele derden waartegen mogelijk handhavend zal worden opgetreden. Bij deze belangenafweging wordt verder in aanmerking genomen dat een spoedige behandeling van het hoger beroep in de maanden oktober of november van dit jaar op een zitting zal worden bevorderd.
7.    Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het college van burgemeester en wethouders van Schagen geen nieuw besluit ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.
w.g. Polak    w.g. Vermeulen
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2018
700.