ECLI:NL:RVS:2018:2389
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak betreffende uitzetting
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 16 juli 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag had ingediend om te bepalen dat zijn uitzetting achterwege blijft, welke aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de staatssecretaris. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 25 mei 2018 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de vreemdeling.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel is dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep mogelijk niet in stand zal blijven. Dit heeft geleid tot de beslissing om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen, waarbij de staatssecretaris niet verplicht is om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de vreemdeling totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
De uitspraak is openbaar gedaan en de voorzieningenrechter heeft de beslissing vastgelegd in aanwezigheid van de griffier. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.