ECLI:NL:RVS:2018:2380

Raad van State

Datum uitspraak
16 juli 2018
Publicatiedatum
16 juli 2018
Zaaknummer
201803085/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Blaricum Dorp 2018

Op 6 maart 2018 heeft de raad van de gemeente Blaricum het bestemmingsplan "Blaricum Dorp 2018" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben enkele verzoekers, beiden wonend te Blaricum, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 10 juli 2018, waar de verzoekers en de raad, vertegenwoordigd door A. Testor en R.R. Lugard, aanwezig waren. Ook zijn [partij A] en [partij B], eigenaren van een naastgelegen perceel, ter zitting gehoord.

De verzoekers vrezen dat de uitoefening van hun landbouwmechanisatiebedrijf in gevaar komt door de gewijzigde bestemming van een strook grond op het naastgelegen perceel, dat voorheen de bestemming "Agrarisch" had en nu de bestemming "Tuin" heeft gekregen. Dit zou extra bebouwing mogelijk maken, wat de verzoekers als een bedreiging voor hun bedrijf beschouwen. De eigenaren van het perceel met de nieuwe bestemming hebben echter verklaard geen plannen te hebben voor extra bebouwing.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen spoedeisend belang is dat rechtvaardigt dat een voorlopige voorziening wordt getroffen, aangezien de eigenaren van het perceel met de bestemming "Tuin" geen plannen hebben om de bestemming te wijzigen. Het verzoek om een voorlopige voorziening is dan ook afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201803085/2/R1.
Datum uitspraak: 16 juli 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], beiden wonend te Blaricum,
en
de raad van de gemeente Blaricum,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 maart 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Blaricum Dorp 2018" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] beroep ingesteld.
[verzoekers] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 juli 2018, waar [verzoekers] en de raad, vertegenwoordigd door A. Testor en R.R. Lugard, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting als partij gehoord [partij A] en [partij B], bijgestaan door [gemachtigde].
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    [verzoekers] vrezen dat de uitoefening van hun landbouwmechanisatiebedrijf op het perceel [locatie A] in gevaar komt. De aanleiding daarvoor is dat in het plan aan een strook grond op het naastgelegen perceel [locatie B] waaraan voorheen de bestemming "Agrarisch" toekwam bij gewijzigde vaststelling van het plan de bestemming "Tuin" is toegekend. Daardoor is het volgens [verzoekers] mogelijk om extra bebouwing toe te voegen door bijvoorbeeld de woning op dat perceel in de richting van hun bedrijf uit te breiden en om op die strook grond - waarop zich thans feitelijk een verharding met grind en een nog niet afgebouwde fietsenberging bevinden - een terras of zwembad aan te leggen. [partij A] en [partij B] zijn de eigenaren van het perceel [locatie B].
3.    [partij A] en [partij B] hebben ter zitting verklaard dat zij absoluut geen plannen hebben om op de bedoelde strook met de bestemming "Tuin" extra bebouwing toe te voegen door bijvoorbeeld hun woning uit te breiden richting het bedrijf van [verzoekers] of om op die strook grond een zwembad of terras aan te leggen. Er is daarom geen spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat een voorlopige voorziening wordt getroffen. Als [partij A] en [partij B] zich niet aan hun verklaring houden, kunnen [verzoekers] opnieuw een verzoek om een voorlopige voorziening indienen.
4.    De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Helder    w.g. Van Driel Kluit
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2018
703.